“De toekomst oogt positief, op voorwaarde dat je investeert in duurzame technieken en planten de hoofdrol laat spelen”
Niemand heeft een glazen bol, maar hoe zie jij de toekomst van onze tuin- en plantencentra?
Dirk Ballekens: “Die toekomst ziet er vrij positief uit. Corona heeft de consument aangetoond welke belangrijke rol tuinen kunnen spelen in een aangename leefomgeving. Uiteraard heeft het voor een verstoring gezorgd waarbij bepaalde productgroepen het goed deden en andere minder. Toen mensen in het begin van de pandemie nergens heen konden, is er massaal geïnvesteerd in zaken zoals barbecues, keramiek en tuinmeubelen. Sinds vorig jaar is er daar onvermijdelijk een terugval en ook dit jaar door inflatie en prijsstijgingen. Maar wat de kern van de zaak betreft, planten en toebehoren, is er helemaal geen terugval geweest. De tuincentra die vooral daarop inzetten en nog het meest de pure plantencentra zoals bijvoorbeeld Genker plantencentrum en Tuinplantencentrum De Pauw, laureaten van onze Awards, doen het uitstekend. Voor die centra verwachten wij dit jaar een omzetstijging van 3 tot 5 procent, en vaak veel meer. Wat gezien de globale economie beduidend beter is. Enige kanttekening daarbij is dat we dat niet vertaald zien in een rendementsverbetering van de tuincentra. Dat heeft dan vooral te maken met de loonindexeringen.”
Los van de stijgende loonkosten hoor je net als in andere sectoren de moeilijke zoektocht naar geschikt personeel. Een gekend fenomeen?
Dirk Ballekens: “Zeker. Wanneer ik met ondernemers in de sector spreek, mag je er gif op innemen dat dit het eerste gespreksonderwerp is. Anderzijds is het van alle tijden, maar het dijt zeker verder uit. Specifiek voor onze sector moeten we ook in eigen boezem durven kijken. Vele centra zijn open op zondag, maar er is geen cao die dit voldoende valoriseert. Dat je dan mensen hebt die liever kiezen voor een job met reguliere uren of een waarbij die uren extra geremunereerd worden, is niet onlogisch. Zeker niet in tijden waar er een war on talent heerst en jonge mensen de jobs voor het uitkiezen hebben. Het is dan ook vaak zo dat er op zondag soms bijna uitsluitend uitbaters en familie aan het werk zijn in bepaalde tuincentra. Studenten en flexi’s kunnen hier voor een oplossing zorgen. Ik hoor toch positieve geluiden over het werken met flexi-jobs omdat het gaat over een gemotiveerde groep mensen die tuincentra als een aangename werkomgeving zien. Ik hoop dan ook voor de ondernemers in onze sector dat de geruchten die de ronde doen over het inperken of bijsturen van dit statuut geen waarheid worden.”
Wat nog opviel sinds de pandemie is een verjonging van het publiek. Is dat iets blijvends?
Dirk Ballekens: “Mocht die verjonging zich doorzetten, zou mij dat heel tevreden stemmen. Zeker in de wetenschap dat eerdere metingen hebben aangetoond dat tuincentra in het algemeen een vrij oud publiek hebben. Dat had dan te maken met tijd, koopkracht, andere zorgen bij jonge koppels en het feit dat jonge mensen tegenwoordig kleiner gaan wonen. En dus ook kleinere tuinen hebben. Pure tuincentra hebben doorgaans een laag aantal bezoekbeurten per jaar, vaak is dat een vast publiek dat op verschillende momenten in het jaar terugkomt. Producten zoals kamerplanten en snijbloemen vind je ook op andere plaatsen zoals supermarkten of tankstations dus ook dat zorgt voor weinig nieuwe instroom. Als tuincentra er dan toch in slagen om meer jonge mensen aan te trekken, dan kan ik dat enkel toejuichen.”
Ze gaan dan ook vaak heel creatief en innovatief te werk. Een andere laureaat van jullie Awards, Tuincenter Claes, heeft zelfs een gepersonaliseerd radiostation, organiseert events, lezingen en workshops en is als eerste gestart met een klimaatplein. Inspireren en adviseren lijkt te werken?
Dirk Ballekens: “Jazeker, je moet je doelgroep bewerken. In juni zijn wij met BTV nog een aantal Duitse tuincentra gaan bezoeken, samen met een aantal ondernemers. De meest recente van Kremer in Remscheid is een heel innovatief tuincentrum met onder meer insectenzoektochten voor de allerkleinsten en belevingshoekjes op kinderhoogte. Zo kunnen ze door een venster kijken en zien ze een animatie van een vlinder die ontpopt of van een vliegende bij. Dat is voor kinderen van zes jaar bijna zoals naar een pretpark gaan. Ja, zo maak je wel het verschil. Het probleem bij ons is dat veel uitbaters van tuin- en plantencentra al op leeftijd zijn, die zijn niet bezig met de kinderwereld neer te zetten in hun zaak. Maar dat zijn wel de toekomstige klanten.”
Het aantal tuin- en plantencentra in ons land neemt ook steeds verder af. Kleinere worden opgekocht door grote groepen en nieuwe zie je niet snel verschijnen door een gebrek aan oppervlakte maar zeker in het geval van kwekerijen, ook door de grote kosten die ermee gepaard gaan.
Dirk Ballekens: “Dat klopt, maar tegelijkertijd biedt dat ook kansen voor mensen die wel interesse hebben. Als je het tuincentrumlandschap van jaar tot jaar bekijkt, zie je weinig verschuiving. De integratie van nieuwe verloopt tergend langzaam. Terwijl elke middelgrote tot grote gemeente de afgelopen vijftien jaar de ene na de andere supermarkt zag komen. Dat heeft te maken met vergunningen die gemakkelijker worden toegekend en het feit dat bij tuincentra inderdaad kleine ondernemingen worden overgenomen door grote en bij pure zelfstandige ondernemers het vaak om familiale bedrijven gaat die van generatie op generatie overgaan. Het puur individueel zelfstandig ondernemen zonder steun van een aankoopgroepering of een enseigne verliest inderdaad aan interesse. Je moet sterk in je schoenen staan, maar doordat er minder tuincentra zijn, liggen er wel kansen voor zij die willen ondernemen. De grote ondernemingen zoals Intratuin, Oh’Green, Horta, Eurotuin of Aveve blijven wel stabiel qua aantal vestigingen of breiden verder uit.”
Wat op de dalende interesse wijst, is dat de betreffende schoolopleidingen eveneens achteruitgaan. Zelfs in voorbeeldland Nederland is de specifieke opleiding ‘Tuincentrum’ recent geschrapt. Een kwalijke trend?
Dirk Ballekens: “Vijftien jaar geleden dacht Syntra erover na om een dergelijke opleiding op te starten, maar blijkbaar was het draagvlak te klein. Anderzijds moet je dat ook nuanceren. Vandaag de dag gaat het over van ouders op kinderen of geven de grote groepen de sleutels in handen van een nieuwe filiaalhouder. Die succesvolle familieondernemingen houden nog steeds het gros van de markt in handen. Of ze zijn franchisehouder van een enseigne. Zij zijn het gewoon om tijdens het seizoen onafgebroken te werken. Dat bewijst dat hoewel de specifieke opleidingen eigenlijk nooit hebben bestaan, tuincentra er wel altijd zijn geweest. Het belang van de opleiding moet dus niet overschat worden. Ondernemen moet in je bloed zitten, je moet motivatie en werklust hebben en in dit geval ook groene vingers. Dat heb je of dat heb je niet. Hetzelfde geldt voor een goede leerkracht of een goede verkoper.”
Welke uitdagingen zie je verder voor ondernemers van tuincentra?
Dirk Ballekens: “Dan kijk ik vooral naar wat er gebeurt bij de kwekerijen. In de maanden mei en juni was er een gigantisch onderaanbod in warme teelten die in de winter niet zijn opgestart door de energiecrisis. Het creëren van voldoende aanbod op dat vlak is een uitdaging. Want 2023 wordt het jaar van de plant. Ik schreef het al in ons ledenblad en we hadden het er ook al over dat die andere goederen een terugval kennen. Het is jaren een trend geweest dat tuincentra hun aanbod steeds verder hebben uitgebreid buiten de core business. Zelfs in die mate dat je op den duur in bepaalde periodes moest zoeken naar planten. Daar waren zowel de ondernemers als de consument schuldig aan. Want dit ‘verruimingsmodel’ heeft ook 30 jaar goed gewerkt. Maar vandaag heeft die consument zoveel digitale middelen ter beschikking dat die al snel online kan zien waar een bepaald product het goedkoopst wordt aangeboden, en dan kijk ik vooral naar goederen die je makkelijk in een doos kwijt kan. Bij planten geldt dat niet, die kan je niet zomaar bol.comgewijs in een doos stoppen. We zien dat tuincentra die daarop ingezet hebben en de rest hebben afgebouwd of niet verder uitgebreid hebben, het goed doen. Toen we bij Kremer waren, stond de parking al eind juni én midden in de week vol en zag je in de winkelkarren bijna uitsluitend planten en nauwe aanverwanten zoals substraten en potten. In tijden van crisis besparen mensen op veel dure zaken, maar een plant kan je zien als een zelfpleziertje zoals de zaakvoerder van Kremer het noemde. We zagen dit jaar overigens dat er problemen in de aanvoerketen kwamen. We moeten dus terug meer naar de essentie en zien dat de kwekerijen kunnen volgen. Die kampen dan weer met klimaatuitdagingen en eveneens krap personeel. Enerzijds omwille van het harde werk – je moet echt gepassioneerd en gemotiveerd zijn – en anderzijds door een oververhitte arbeidsmarkt. Studenten hebben de jobs voor het uitkiezen en kunnen de aanbieders tegen elkaar uitspelen. Een gevolg daarvan is dat we zien dat, waar vroeger de tuincentra in een machtspositie stonden tegenover de kwekerijen, dit stilaan aan het kantelen is. Wat dan weer opportuniteiten biedt aan zij die willen investeren in het telen van planten.”
Je haalde al de uitdagingen aan die het veranderende klimaat met zich meebrengt. Welke zie je daar?
Dirk Ballekens: “Aan de kwekerszijde het telen van soorten die aangepast zijn en goed voor de tuin en dat zijn soorten die ziektebestendig en droogte- en klimaatresistent zijn. Het debat over inheems versus uitheems is voor mij eigenlijk een non-discussie. Planten moet je bekijken vanuit hun waarde voor je tuin, hun betrouwbaarheid en hun aanpassingsvermogen aan het klimaat. Zolang ze niet invasief zijn zoals de Japanse duizendknoop of rimpelroos en mahonie. Die laatste twee zijn destijds met de beste bedoelingen gekweekt, maar ze blijken invasief waardoor er nu al projecten aan de kust lopen om de duinen te herstellen. Als BTV nemen wij dan wel een standpunt in om die uit het aanbod te halen in de kustzone.”
Een andere trend in de sector op dat vlak is elektrificatie. Hoe zal zich dat verder doorzetten volgens jou?
Dirk Ballekens: “Extreem. Je ziet het inderdaad al met de opkomst van bijvoorbeeld een klimaatplein in tuincentra. Ik maak onze leden heel warm voor wat ik de defossilisering noem. Veel van de bestaande tuincentra zullen er in 2035 niet meer staan als ze zich niet verduurzamen. Centra met ramen met enkel glas en gestookt op mazout of gas, dat zal niet meer goed leefbaar zijn. Zeker niet als je kijkt naar de huidige ontwikkelingen. Tuincentrum Abbing in Nederland heeft bijvoorbeeld een heel duurzaam gebouw gezet met tal van warmtepompen, zonnepanelen, watermanagementsystemen. Dergelijke centra zullen de verouderde gewoon uit de markt duwen doordat ze zowel in de zomer als in de winter een aangenaam winkelklimaat kunnen aanbieden. En gelet op de koolstoftaks op fossiele brandstoffen die er komt in 2027. Een mooi voorbeeld van hoe het beter kan is de nieuwe Tournesols in Namen die dit jaar zijn deuren opende. Waar er in de afdeling in Charleroi nog gestookt wordt op gas, gebeurt dat hier met een vloerverarmingssysteem op houtpellets. Op jaarbasis is het verschil in stookkosten maar liefst 60.000 euro hoorde ik van de zaakvoerder. Dan weet je het wel. Bovendien zien we met de jury van onze Awards dat mooie, hedendaagse en comfortabele gebouwen over het algemeen beter scoren bij het publiek. De wetgevende evolutie, het financiële aspect en de perceptie bij de consument zullen de tuincentra dus sowieso in die richting doen evolueren. Voor zij die daardoor nu nog niet wakker zijn geschud, vrees ik dat het verhaal vroeg of laat eindig is.”
Voor velen is er ook de problematiek van zonevreemdheid en vergunningen. Is er daar een oplossing mogelijk?
Dirk Ballekens: “Daar hoop ik dat de overheid zich iets soepeler zal opstellen. Nederland kan daar opnieuw een voorbeeld zijn. Dat er daar een mooi tuincentrumlandschap is, heeft ook te maken met de loonlasten die daar beduidend lager zijn. Er bestaat daar geen automatische loonindexering. Die worden onderhandeld door onze collega’s bij Tuinbranche Nederland waarbij alle tuincentra en leveranciers aangesloten zijn. Dan zie je dat de indexering ook beduidend lager is dan bij ons. Het ondernemingsklimaat is daar dus een pak meer uitnodigend. Maar met BTV zijn we graag een partner om dat voor onze leden te helpen verbeteren. Zo hebben we stevig geargumenteerd om de BTW-verhoging op sierplanten naar 9% te ontraden maar de BTW-aanpassingen overleefden het politiek debat toch niet.”
Welk advies heb jij tenslotte voor onze tuincentra?
Dirk Ballekens: “Zet een model neer dat keihard werkt. Wetende dat planten het goed doen en er nauwelijks tuincentra bijkomen kan je een soort walhalla creëren voor plantenliefhebbers met mooie planten en goed advies. Een ander goed werkend model is dat van tuinieren, bakken en huisdieren. Daar zullen mensen altijd in investeren.”