“Croyez-le ou non, mais le parc de la caserne Léopold n’est en fait qu’un seul grand jardin sur toiture”
Door de nieuwe toegang naar de Provincie, die er zijn nieuwe hoofdkwartier zal hebben, langs de binnenring van Gent ontstaat daar een tweede plein. Ook dat en alle aankleding van de gebouwen hoorde bij de opdracht. Had je meteen een idee over hoe je het wou aanpakken?
Pieter Daenen: “Wij proberen altijd om mensen terug in contact te brengen met de natuur, ook in een stedelijke context. Daar kunnen wij als landschapsontwerpers een rol spelen in het bredere verhaal van het klimaat en de biodiversiteit. Daarbij proberen we zoveel mogelijk de natuurlijke situatie na te bootsen. De insteek was een groen deken over het project te leggen met als uitzondering enkel de functionele lijnen. De nieuwe ingang naar het Provinciehuis is baanbrekend omdat er voorheen altijd een blinde muur stond. Nu krijg je daar een monumentale trap naar een nieuw inkomplein waar ook horeca komt."
"We hebben wel een onderscheid gemaakt tussen dat plein en het voormalige Paradeplein dieper op de site waardoor je eigenlijk twee sferen in een groter geheel krijgt. Dat komt zeker tot uiting in de beplanting. Voor dat nieuwe plein hebben we een rustiger ontwerp gemaakt. Dat kenmerkt zich door de aanwezigheid van planten die vroeger in de omgeving voorkwamen. Dat historische groen was een inspiratiebron en daarop zijn we verder gaan bouwen. We hebben daar gewerkt met onder meer inheemse vaste planten, bomen en heesters. Weliswaar met minder soorten om dan verder tot een explosie te kunnen komen op het Paradeplein waar de uitheemse aanvullingen voor meer diversiteit zorgen. Die nederige entree helpt het wow-effect versterken.”
Waarop hebben jullie gefocust tijdens het ontwerp?
Pieter Daenen: “We hebben ons hoofdontwerp ontwikkeld rond drie belangrijke pijlers: biodiversiteit, wateropslag en fauna en flora. Dat er meer biodiversiteit in de stad moet komen, is een actueel thema. Daaraan gekoppeld is er het vraagstuk rond wateropslag, over hoe we zoveel mogelijk water ter plaatse kunnen vasthouden. In de loop der tijd hebben we ons een foute manier van denken aangemeten, namelijk dat we water in buizen moeten afvoeren naar kanalen of waterzuiveringsinstallaties. Terwijl het landschap zelf de oplossing is. Ook hierin is dit project uniek. Zo is er geen riolering in de omgevingsaanleg aanwezig, alle water vloeit af naar het groen en wadi’s die in een soort van cascadesysteem in de omgevingsaanleg verborgen zitten. Je kan het project dus best vergelijken met een groene spons middenin de stad die heel veel water opslaat. Waterdoorlaatbaarheid was ook doorslaggevend in de keuze voor materialen voor zowel groenaanleg als verharding. Dat kan via de specie zelf maar ook via de voegen. Naast de flora besteedden we veel aandacht aan de fauna en insecten die zich in het park en de tuinen zouden kunnen huisvesten. Met name vleermuizen, die in het Citadelpark aan de overkant voorkomen, willen we voedsel aanbieden. Dergelijke populatie zorgt immers voor een sterke reductie van muggen en dat is altijd interessant in een woonomgeving. Zelfs in de architectuur hebben we aandacht besteed aan het aantrekken van dieren, zo worden er kasten ingebouwd voor bijvoorbeeld torenvalken en uilen. We hebben gezocht naar een goede balans in ons ontwerp.”
Welke soorten doen het goed om de stedelijke biodiversiteit te vergroten en dieren zoals vleermuizen en insecten aan te trekken?
Pieter Daenen: “Er zijn planten die bepaalde insecten aantrekken en die trekken op hun beurt bepaalde dieren aan. Vleermuizen komen bijvoorbeeld op nachtvlinders af. Maar het zijn niet zozeer de planten zelf die bepalend zijn, eerder het groene karakter en de robuustheid van het landschap dat je maakt. Met een eentonig beplantingsconcept maak je weinig verschil. Je moet dus zorgen voor een biodiverse mix van zowel vaste planten en struiken zoals heesters en doornachtige soorten. Die laatste zijn interessant voor vogels om te schuilen. De soortenrijkdom en de gelaagdheid van je concept zal dus leiden tot meer biodiversiteit en meer fauna en flora.”
Ook bomen maken daar deel van uit. Bovendien zorgen ze voor natuurlijke verkoeling en helpen ze het hitte-eilandeffect in de stad reduceren. Welke bomen komen er aan bod in de Leopoldskazerne?
Pieter Daenen: “Die zijn inderdaad belangrijk, maar waren hier geen sinecure. Onder het voormalige Paradeplein is er nu een ondergrondse parkeergarage. Voor 80% van het park hebben we daar dus eigenlijk een grote daktuinconstructie moeten toepassen waarbij we bijna chirurgisch tewerk zijn gegaan om dergelijke zware gewichten zo efficiënt mogelijk – en dus met gewichtsbeperking – op het parkeergebouw te implementeren. Het moet één van de grootste daktuinen van Vlaanderen zijn, terwijl die er helemaal niet zo uitziet. Door met verhogingen en glooiingen te spelen, zijn we erin geslaagd om hier en daar een voldoende dik substraat te bekomen om ook bomen en struiken in het landschap te kunnen voorzien."
"We hebben gekozen voor voornamelijk inheemse en bloeiende bomen zoals Cornus mas (Gele kornoelje) die één van de eerste bloeiers is, eenstijlige en tweestijlige meidoorn, veldesdoorn en haagbeuk. Die vormen de basis, ons uitgangspunt is steeds inheems. Als we daar andere aan toevoegen, is het omwille van specifieke kwaliteiten. In dit geval hebben we een aantal bomen gekozen die een meerwaarde betekenen voor de biodiversiteit zoals de Sophora japonica (Honingboom), Halesia carolina (Sneeuwklokjesboom) en Stewartia (Schijncamelia). Die hebben bloeiende en esthetische kwaliteiten en ondersteunen het robuuste karakter van het ontwerp zonder in strijd te gaan met de inheemse look en feel.”
De Leopoldskazerne was lang een gesloten eiland in de stad maar zal voortaan een levendige en publiek toegankelijke buurt zijn. Hoe hebben jullie getracht om het groen daar een begeleidende rol in te laten spelen?
Pieter Daenen: “Op een heel logische manier eigenlijk, door een heel groen project te maken. Dat start met zo weinig mogelijk verharding, enkel het strikt noodzakelijke. De wandelpaden vormen een boulevard die in een lus rond de gebouwen loopt en de statische architectuur ondersteunt. Vanuit het centrale punt, waar je uit de ondergrondse parking komt, lopen paden richting de toegangen van de woningen en dat gebeurt sober en rechttoe. Maar verder is er geen functionele verharding. Hier en daar zijn er wel constructieve elementen die we heel erg zijn gaan verfijnen. Zoals de boordstenen waar we met een bepaald granulaat hebben gewerkt en nadien gezandstraald. Datzelfde granulaat komt terug in de steenslagverharding van de paden die als zwevende elementen het groen doorkruisen waardoor het lijkt alsof het groen eronder doorloopt. Het groen is altijd en overal de basis en dat zal overdadig en weelderig aanwezig zijn, als reactie op de statische architectuur van het gebouw. Dat geldt ook voor de strategische openingen in de site richting de omliggende straten. In die vier armen lijkt het alsof er een soort groene waterval uit het project op je afkomt. Onder meer via bomen die dicht tegen de perceelgrens zijn geplaatst en wiens kruinen er letterlijk overheen reiken en mensen uitnodigen. Daarnaast via de verharding. Het basisgesteente voor het project is porfierkei, een Belgisch gesteente met een groen accent – gebaseerd op de groengrijze kleur van de architectuur – uit de groeven van Bièrges dat we in allerlei vormen hebben toegepast. In die vier toegangen hebben we gekozen voor een herbruikte porfierkassei wat uitnodigend werkt door het contrasterend effect met de omliggende straten.”
Het project staat niet alleen ten dienste van de buurt en bewoners, maar ook van de werknemers van de provincie en de andere kantoren. Hoe draagt het bij aan een aangename werkplek?
Pieter Daenen: “We hebben hier en daar wel enkele open plekken in de groene massa voorzien, verblijfsplekken met passend buitenmeubilair of rotsblokken als speelelement voor kinderen. Er is dus gelegenheid genoeg om op een spontane manier buiten te ontspannen of te picknicken. Op de grote open plekken kunnen ook kleine evenementen georganiseerd worden. We hebben er gewerkt met een soort skeletverharding en zachte vegetatie zoals microklaver. De combinatie van die open plekken in een weelderig groen verhaal werkt heel uitnodigend, ook voor het personeel.”
Waarom mag een bezoek aan de Leopoldskazerne niet ontbreken wanneer je de Arteveldestad aandoet?
Pieter Daenen: “Het succes van het project is zonder twijfel de ligging, waardoor dit kan uitgroeien tot een aangename groene plek in het centrum van Gent. Daardoor en ook door de hoogwaardige afwerking van de groenaanleg en de erfgoedwaarde van de site zal het veel bezoekers lokken. De biodiversiteit is zeker een troef. Je merkt een bepaalde eenheid in het geheel, ondanks de aanwezigheid van verschillende klimaatzones door muren waar enerzijds schaduw overheerst en op andere de zon dan weer overvloedig schijnt. Dat vraagt een divers pakket van beplanting op een relatief kleine oppervlakte. Bij die laatste kan je al eens een Zuiderse Magnolia, kurkeik of vijgenboom ontdekken. We hebben bepaalde muren ook met klimplanten bedekt maar de grootste spektakelwaarde dankt het project aan de uitgebreide en speciale heestercollectie met ook veel rozen zoals de botanische heesterrozen en Moshatahybriden."
"Struiken vormen een belangrijke basis in het verhaal. Wij zijn ook van mening dat je die moet laten groeien tot een volwaardige habitus in plaats van ze voortdurend in te snoeien tot massieven. Het project is ook een pleidooi voor de roos omdat we vinden dat ze onterecht te veel naar de achtergrond is verdwenen. De roos is zowel esthetisch als voor de biodiversiteit en als schuilplek voor vogels belangrijk. En behalve dat wij als bureau fan zijn van de roos, vinden we ze hier passen bij het concept. Enerzijds omwille van haar klassieke karakter bij de tijdsgeest van die plek. Anderzijds is het een strenge plant en dat sluit dan weer aan bij het verleden van de kazerne.”
“De speelsheid is de grootste troef”
Het project waarmee Burolandschap internationale faam verwierf, is ‘Fietsen door de bomen’ in Hechtel-Eksel.
“Ik denk dat het de speelsheid is die het project groot maakt. Het feit dat iedereen zich weer kind voelt, een soort kinderlijke blijdschap ervaart wanneer die door de kruinen van de bomen kan fietsen. Het succes ligt daarnaast in een sober en eenvoudig design waardoor het helemaal opgaat in de omgeving. Want die was best delicaat. De opdracht luidde namelijk ‘Bouw een fietsbeleving op tien meter hoogte in een bos’. Onze eerste reflex was ons afvragen of dat wel ok is en als we het zouden doen, moest het maximaal geïntegreerd zijn en met een demonteerbare bouwmethode, dus zonder beton. Het moest ook gemakkelijk te bouwen zijn, vanuit één centraal punt, en zonder daarbij het bos te beschadigen. Al die elementen hebben tot dit ontwerp geleid. Wanneer je zelfs volwassenen erop betrapt dat ze nog een extra rondje rijden, dan weet je dat je in je opzet bent geslaagd (lacht). Terug kind worden, daar is iedereen toch naar op zoek?”