Tuincenter Claes zet in op 5-sterrenbeleving: “Planten moeten nog altijd de hoofdrol spelen”
Dan ben je een terechte laureaat. Hoe verklaar je dat succes?
Thomas Claes: “Eigenlijk was het niet onze bedoeling om deel te nemen. Het is één van onze leveranciers die met het idee kwam en die ons ook heeft ingeschreven. Om dan meteen het enige tuincentrum te zijn dat vijf sterren krijgt, hadden we zeker niet verwacht. We proberen wel innovatief te zijn en het anders aan te pakken. We zijn een familiaal bedrijf – naast mijn ouders werkt ook mijn zus mee – met een vrij standvastig team. Iedereen kent bijna alle klanten bij naam. Een klant is voor ons geen nummer, maar een persoon die we altijd trachten te helpen. Je ziet bij ons in de winkel veel inspiratietafels om het gemakkelijker te maken voor hen. We hebben op 20 maart als eerste in België ook een Klimaatplein geïntroduceerd om mensen die daar interesse voor hebben te helpen om hun tuin klimaatadaptiever te maken. Daarnaast organiseren we vaak events, workshops en lezingen. Wij proberen dus wel een koploper te zijn en leveranciers volgen ons daarin. Vaak worden nieuwe producten als eerste bij ons gepresenteerd.”
Wat moeten we verstaan onder Klimaatplein?
“Het is een informatieve hoek waarvoor we de mosterd in Nederland zijn gaan halen. Daar zijn er op dit moment al 52. Concreet gaat het om vier torens met tips en voordelen. Er liggen ook folders voor de mensen die er dieper op in willen gaan. Dat is het verschil met Nederland waar het soms belezen overkomt voor ons Belgen. Wij willen niemand iets opleggen, maar wel graag informeren. We hebben bijvoorbeeld ook volledig composteerbare potten via een kweker van vaste planten. Betekent dit dat de andere uit het assortiment gaan? Neen, die keuze moet de klant zelf kunnen maken.”
Lees ook
Waar jullie als tuincentrum waarschijnlijk ook uniek in zijn, is dat jullie over een eigen interne radio beschikken. Hoe is dat gekomen?
“Dat is dankzij een bezoeker. Hij opperde de mogelijkheid en had al een paar andere grote klanten. Een tuincentrum had hij nog nooit gedaan maar hij wou het wel proberen. Je kan er eigen reclamespots op afspelen en aanbiedingen meegeven, zelfs eigen nummers mocht je dat willen. Reclame is belangrijk en ook daarin proberen we innovatief te zijn. We twijfelden aanvankelijk wel of het een meerwaarde zou zijn, maar het wordt enthousiast onthaald door onze klanten. En nee, het is dus geen lokale radio (lacht). Een paar keer per jaar doen we een nationale spot, onder meer op Joe. En we gaan terug een campagne doen op broodzakken.”
En wat met jullie online aanwezigheid?
“Tuincentra zijn vooral na corona hard gaan inzetten op het online gebeuren. Ook wij zijn toen met een webshop gestart, maar die bouwen we terug geleidelijk af. Het is heel arbeidsintensief en vooral stockbeheer is een moeilijk verhaal. Het is daarnaast minder nodig omdat mensen – mede door corona die onze sector een boost heeft gegeven – vrij snel en massaal de weg naar ons terugvonden. Het is ook opvallend hoe dat publiek tegenwoordig een pak jonger is. Wat we wel blijven uitspelen, zijn sociale media. Al kan dat nog een stuk beter, daar moeten we misschien iemand voor engageren. Maar groenjournalist Marc Verachtert en tuinbouwconsulent Bart Verelst schrijven bijvoorbeeld maandelijks twee blogs voor onze website en ondersteunen ook ons Klimaatplein.”
Met het Klimaatplein wijzen jullie al op de urgentie. Heeft dat klimaat ook een impact op de soorten die jullie kweken in jullie kwekerij?
“Er is wel een lichte trend naar meer mediterrane planten, maar het blijft dubbel. De vraag naar inheemse soorten klinkt even luid, dus het is voor ons vaak zoeken naar een goede balans tussen wat verantwoord is en wat niet. We zien wel dat veredelaars bij kwekers van eigen perkgoed kijken naar soorten die meer droogteresistent zijn. Het is niet zo dat wij nu massaal nieuwe soorten aanbieden, de hoofdgroepen van planten blijven gelijk. Een witte geranium wordt wel iets beter veredeld zodat die beter bestand is tegen bijvoorbeeld droogte of hevige regenval. De wijzigingen die gebeuren zijn echter heel subtiel en voor de consument niet zichtbaar.”
Jullie zetten heel erg in op winkelbeleving. Kan je een voorbeeld geven van hoe jullie het makkelijker proberen maken voor de klant?
“Buiten hebben we een leuk concept van een kweker toegepast, namelijk door niet alle planten te sorteren op naam maar op hun eigenschappen. Zo vind je alle schaduwzoekers bij elkaar of alle zomerbloeiers, vlinderlokkers of bodembedekkers. Op de kaartjes krijgen ze ook informatie over hoe groot ze worden en we tonen voorbeeldtuinen die de klant in principe perfect kan nabootsen.”
Hoe is de dynamiek tussen twee generaties die samen een bedrijf runnen?
“Goed, wij voeren een open communicatie. Soms botst dat eens maar we hebben altijd het beste voor met ons tuincentrum. Mijn vader concentreert zich meer op de planten, dat is ook zijn specialiteit. En waarmee destijds alles is begonnen. In 1993 besloten mijn ouders van de kwekerij een tuincentrum van 800 m2 te maken. Dat is stelselmatig uitgegroeid en in 2010 hebben we de helft ervan afgebroken. In de plaats kwam een gloednieuw volume. Vandaag zitten we aan 8000 m2 bebouwde oppervlakte en volgend jaar vieren we ons 30-jarig bestaan. Dat kan enkel wanneer de samenwerking goed is. Om je een voorbeeld te geven: toen er destijds beslist werd dat onkruidbestrijding voor 20% ecologisch moest, besloten wij samen om dat meteen om te draaien en dat voor 80% door te voeren. Met het idee dat onze klant het al gewoon zou zijn tegen dat ze het zouden verplichten. Met het Klimaatplein volgen we dezelfde gedachtegang. Wij zijn allebei graag pioniers.”
De inspiratie daarvoor kwam uit Nederland zei je. Wat maakt ons buurland zo speciaal?
“In onze sector zijn ze gewoon heel vooruitstrevend, dat moet je kunnen toegeven. Wij onderhouden goede contacten met de Nederlandse vereniging voor tuincentra en we bezoeken er heel wat. Als we daar zeggen wie we zijn, gaan de deuren wagenwijd open. Hier is dat toch een stuk moeilijker, maar wij staan er zeker voor open om zoals in Nederland meer samen te werken.”
Welke trends zie je verder nog wat tuincentra betreft?
“Ik zie steeds vaker jongeren – lagere school en middelbaar – hun ouders vergezellen naar de winkel om mee groenten en kruiden uit te kiezen. Het is leuk en positief dat jongeren bewust omgaan met de tuin en dat ze een steeds groeiende interesse tonen voor onze sector. We hebben ook een lagere school uit de buurt die tweemaal per jaar langskomt. Ik vind het belangrijk hen wegwijs te maken en hen warm te maken voor een job in onze sector. Maar helaas moet ik vaststellen dat de tuinbouwscholen in ons land steeds in aantal afnemen. Zelf zat ik in Mechelen en sinds de samensmelting is het aandeel tuinbouw minimaal geworden. Het moet zijn dat de interesse afneemt. Maar ook in Nederland zien we iets gelijkaardigs. Daar had je tot twee jaar terug een gespecialiseerde opleiding Tuincentra waar alle aspecten van de onderneming aan bod kwamen. Heel interessant maar ook afgeschaft wegens een gebrek aan instroom.”
Dat is vreemd gezien de enorme boost die de tuinsector kreeg door de pandemie. Heb je daar een verklaring voor?
“Niet meteen. In Mechelen gaat de meeste aandacht naar het kweken. Dat de interesse daarvoor afneemt, snap ik ergens wel. Ik zou als jonge gast ook niet meer met een kwekerij beginnen. Dat is zowel financieel niet haalbaar, als bijna onmogelijk om daarvoor ergens nog de geschikte oppervlakte te vinden. Je kan een bestaande kwekerij overnemen, maar om dan volgens de normen van vandaag te werken, moet je enorm gaan investeren. En dan kom je terug bij het financiële aspect.”
Geldt dat ook voor tuincentra?
“Het probleem daar is dat je amper nog een vergunning krijgt. Eerlijk gezegd denk ik niet dat we nog nieuwe tuincentra moeten verwachten. Bestaande, kleinere centra zullen opgekocht worden en opgaan in een groter geheel. Maar nieuwe, dat zie ik niet snel gebeuren. Wij hebben destijds voor onze nieuwe serre acht jaar moeten wachten op onze vergunning. En ik ken collega’s die al tien jaar wachten op die van hen. Wij hebben een leuke sector maar het probleem is dat wij wettelijk gezien een grijze zone vormen. We vallen enerzijds buiten de tuinbouw maar anderzijds ook buiten de industrie. We worden door de politiek als vervuilend gepercipieerd, maar elke vorm van dialoog ontbreekt. De ondersteuning voor onze sector kan dus beter.”
Om met een positieve noot te eindigen: waaraan herken je volgens jou een goed tuincentrum?
“Behalve klantgerichtheid en die persoonlijke aanpak vind ik dat planten de hoofdrol moeten spelen. Uiteraard hebben wij ook decoratie en zelfs een bakkerij, maar wanneer je door onze showroom wandelt, zal je merken dat het plantenaanbod overheerst. En wat ik daarbij nog belangrijk vind, is cross-selling: producten bij de planten zetten die de klant nodig heeft. Bijvoorbeeld de juiste potgrond en meststoffen bij Geraniums. Wij proberen het zo gemakkelijk mogelijk te maken voor de klant. En hen inspireren doen we ook heel graag. Zonder alles vol te zetten weliswaar. Niets zo vervelend als overvolle winkels waar je nauwelijks nog kan passeren omdat de gangen steeds smaller worden. Een winkelbezoek moet aangenaam en overzichtelijk zijn. Ook dat zal bij ons wel positieve punten opgeleverd hebben en bijgedragen hebben aan die vijf sterren. Onze doelstelling is om die ook de volgende jaren te behouden. We zullen dus blijven innoveren. AI kan daarbij een hulpmiddel zijn. Misschien kunnen Google glasses ons nieuw personeel zo helpen opleiden in de toekomst, wie weet…”