Grootmeester Piet Oudolf: “Planten zijn een manier om jezelf uit te drukken”
Met ‘Piet Oudolf, Aan het werk’ is er een nieuw boek. Wat onderscheidt dit van je vorige boeken?
Piet Oudolf: “We hebben inderdaad al een aantal boeken gemaakt die over planten en plantenontwerp spraken. Daarbij passeerden een aantal ontwerpen de revue, maar in dit boek laten we heel wat van mijn ontwerpen zien. Heel het proces komt aan bod, van schets tot realisatie, met bijschriften. Wie wil zou het dus kunnen kopiëren (lacht). De uitgeverij vindt het belangrijk dat ik mijn werk en kennis deel, zeker met mensen die nog niet zo ver staan als mezelf of aan het begin van hun carrière staan. Wat mij voldoening geeft is dat het boek een behoefte vervult als leerinstrument. Dat het in scholen en universiteiten gebruikt wordt in vakken als plantenkennis en landschapsarchitectuur. Iedereen die met planten bezig is, kan zien met welke planten wij werken.”
Je deelt zowel ontwerpen van nieuwe projecten als van iconische projecten, waarbij die laatste aangevuld worden met nieuwe beelden en foto’s. Welke van de nieuwe projecten wou je er zelf graag absoluut bij?
Piet Oudolf: “Op voorstel van de voormalige directeur hebben we een beplantingsplan gemaakt voor het Vitra Design Museum in Weil am Rhein in Duitsland waar architecten zoals Alvaro Siza, Zaha Hadid en Frank Gehry gebouwen voor ontwierpen. Die vasteplantentuin van 3600 vierkante meter vond ik wel belangrijk om erin te zetten. Net als het Oudolf Field dat ik creëerde voor de Zwitserse kunsthandelaren Iwan en Manuela Wirth bij hun galerie Hauser & Wirth in Somerset, Verenigd Koninkrijk. Daarnaast nog enkele particuliere tuinen zoals dat in Nieuw-Haamstede in Zeeland waar een border van overwegend bladverliezende bomen en heesters voor een kader zorgen rond drie verschillende daktuinen. Maar even goed ontdek je een Mediterraanse tuin zoals op Menorca. Het boek is dus ook voor een internationaal publiek interessant. Dat is belangrijk, want een aantal van mijn plantenboeken doen het goed in Zuid-Korea en in Polen. En gezien de grote bijval dat mijn werk geniet in Engeland, is het zelfs zo dat veel boeken eerst in het Engels geschreven worden en nadien vertaald in het Nederlands.”
Met welke projecten ben je op dit moment bezig?
Piet Oudolf: “Er lopen nog twee projecten in Amerika en volgende week trek ik naar Zweden waar we een tuin rond een museum ontwerpen en beplanten. In Zuid-Korea zijn we dan weer volop bezig met een project waarbij we openbare ruimte inrichten. Ik weet dat ik een tijdje terug aangaf het rustiger aan te willen doen en dat het zo niet klinkt, maar toch zit dat eraan te komen. Voor mezelf voelt het zo aan. Wat wil je, ik ben intussen 78 jaar geworden.”
Je staat gekend als een referentie in de sector. Waaraan dank je deze perceptie, denk je?
Piet Oudolf: “Misschien omdat ik vanaf de jaren ‘1980 heel erg een eigen idee had over hoe ik tuinen wou inrichten en dan voornamelijk met een hoofdrol weggelegd voor planten. En tot mijn scha en schande heb ik moeten vaststellen dat, op enkele uitzonderingen na, gedegen plantenkennis ontbreekt bij veel mensen actief in onze sector. Je moet werkelijk bevlogen zijn. Ik was zelf 25 toen ik in een tuincentrum terechtkwam. Daar is de vonk overgeslagen toen ik in de kwekerij werkte. Planten werden een passie en een obsessie. Toen ik enkele jaren later mijn eigen hoveniersbedrijf startte, wou ik daarmee verdergaan. En met de verhuis naar Hummelo hadden we plaats voor een eigen kwekerij die door mijn vrouw Anja gerund werd. Daar kon ik vrijuit experimenteren en planten bestuderen en kweken. Het fijne aan planten is dat je nooit uitgestudeerd raakt, ik leer nog elke dag bij. Planten combineren en de juiste bij elkaar zetten, is iets wat mij wel afgaat blijkbaar. Het is een manier om mezelf uit te drukken. Die passie voor planten is uitgegroeid tot wat het vandaag is en we zijn er ook bekend mee geworden.”
De ‘Dutch Wave’ staat voor wild ogende maar strak geregisseerde tuinen. Ben je het daarmee eens?
Piet Oudolf: “Het doel is inderdaad om een soort totaalervaring te bereiken die, hoewel deze heel duidelijk door plannenmakers en tuinmensen is gecreëerd, tegelijkertijd aan een soort natuurlijk model doet denken. Waarbij bijzondere plantencombinaties de aandacht trekken. Maar nog belangrijker dan dat ze goed ontworpen moeten zijn, is het belang van het onderhoud. Anders verdwijnt het opnieuw. De kunst bestaat er niet enkel in de juiste plant op de juiste plek te voorzien of de juiste combinaties van plantensoorten te maken, maar ook om rekening te houden met het aspect tijd. Je moet het karakter van een plant aanvoelen en weten hoe planten zich op de lange duur gedragen, welke planten potentieel voor de toekomst hebben. Een goed ontwerp slaagt erin de aanleg- en onderhoudskosten zo laag mogelijk te houden maar toch te zorgen voor een rijke en voldoening gevende ervaring. Maar de tuinen die wij maken, met die mate van complexiteit, staan of vallen met de manier waarop ze onderhouden worden en daar heb ik helaas al enkele negatieve ervaringen mee gehad.”
Bewoners die zelf fondsen verzamelen om een openbare tuin door jou te laten ontwerpen, is dat het mooiste compliment?
Piet Oudolf: “Dat is uiteraard het ultieme. Kijk, in de private tuinen waar wij in werken, weet je dat je met tuinliefhebbers te maken hebt die ze goed zullen onderhouden. In de openbare ruimte moet je die afweging maken en kan het zijn dat een deel van je werk na enkele jaren teniet is gedaan. Daar zou meer aandacht aan besteed moeten worden. Het is immers niet overal zoals bij het Vlinderhof in het Maximapark waar ze vrijwilligers op een wachtlijst moeten zetten om het onderhoud te helpen voorzien. Werken met donoren kan helpen, maar het probleem is dat ze in Amerika vrijgesteld zijn van belastingen wanneer ze dat doen en hier niet. Op dat vlak geldt voor ons wat ook voor kunstenaars geldt. Ik heb nog altijd een voorkeur voor openbaar groen omdat daar meer mensen van kunnen genieten, maar het risico dat het niet lukt vanwege het onderhoud is wel groter dan bij privaten tuinen.”
Het project waarmee ik, en ongetwijfeld velen met mij, jou heb leren kennen is High Line in New York. Waarom is dat zo iconisch geworden?
Piet Oudolf: “Het was een wedstrijd waarbij ik in een team zat met zowel een architect als een landschapsarchitect en een verlichtingsadviseur. Iedereen had dus zijn specialiteit en dat is een goede basis voor een succesvol project. Ik ben geen landschapsarchitect, maar omgekeerd is die geen plantenexpert. Daar kan het al eens mislopen. Desondanks had niemand van ons vier destijds verwacht dat het een iconisch project zou worden. Het is een optelsom van vele zaken, denk ik, die daartoe heeft geleid. Vooreerst is het de context en een bijzonder idee om een voormalig treinspoor om te vormen tot een publiek park. Daar komen veel mensen op af en vervolgens verschijnt het in de pers, merken projectontwikkelaars dat veel mensen daar misschien wel willen wonen, ontwikkelt het gebied zich en komt het op de toeristische lijst met bezienswaardigheden in New York. Zo groeit iets kleins uit tot iets groots met de impact die het vandaag heeft.”
En nu werk je aan iets gelijkaardigs in Camden?
Piet Oudolf: “Het is wel kleiner en smaller en niet in hartje New York, maar het is inderdaad hetzelfde gegeven. Hoewel er al groen licht gegeven is voor het project, moeten ze wel nog het nodige budget verzamelen. Ik ben dus nog niet aan mijn ontwerp begonnen (lacht).”
Je hebt al veel iconische projecten gerealiseerd en je hebt doorheen je carrière onnoemelijk veel prijzen gekregen voor je werk. Aan welke van diegene die je te beurt vielen, hecht je zelf persoonlijk veel waarde?
Piet Oudolf: “De Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs in 2013 omdat ik met dat geld een ‘Groen in de buurt‘ Fonds heb opgericht waar buurten en mensen geld konden krijgen om een tuin te maken. Daar ben ik wel trots op. En het is uiteraard fijn dat je werk bekroond wordt door organisaties als de Royal Horticultural Society. Maar ik hou er vooral van om mijn kennis door te geven aan jonge gemotiveerde mensen. Ik heb zelf ook het meest geleerd van mensen die met planten bezig waren. Doorgaans werk ik alleen in mijn atelier in Hummelo, maar voor projecten werk ik graag samen met het ontwerpbureau Deltavormgroep en met jonge beloftevolle mensen zoals Tom de Witte, Linda Lavoir of Climmy Schneider. Het is leuk om die nieuwe generatie van plantenkenners en goede ontwerpers mee te helpen vormen.”
Wat is jouw favoriete seizoen?
Piet Oudolf: “Ik hou van een tuin die in de vier seizoenen aanspreekt. Een kale tuin zegt niet veel, maar een tuin die er het hele jaar door hetzelfde uitziet evenmin. Kijk, nu in het voorjaar zie je sneeuwklokjes, krokussen en Hamamelissen opduiken. Omdat er dan weinig is, heb je ook aan weinig dingen veel plezier. Dat is het fijne van de natuur.”
Welke tip wil je graag meegeven aan starters in de outdoorsector?
Piet Oudolf: “Het uitgangspunt is dat je gepassioneerd moet zijn door planten. Vervolgens moet je ze leren kennen door te werken op kwekerijen en/of botanische tuinen. En je moet beseffen dat de kwaliteit van de tuinen afhangt van diegene die ze onderhoudt, niet zozeer van de ontwerper. Wij leggen wel iets neer dat alles in zich heeft om in de toekomst alleen maar beter te worden, maar of het er ook uitkomt hangt 100% af van wie voor het onderhoud instaat. Weet dat en blijf gemotiveerd om het te doen slagen. En weet je waarvan je bijleert? Waarvan je denkt dat het goed gaat wanneer het misgaat. Je perceptie verandert door je ervaring dat je soms niet begrijpt waarom mensen je niet begrijpen. Dat heb je dan achteraf pas door wanneer het fout gaat. Altijd goed communiceren zodat het voor iedereen duidelijk is, is dus ook belangrijk.”
Wat mag ik jou nog toewensen?
Piet Oudolf: “Vele jaren zeker (lacht)? En enkele leuke projecten in Europa. Maar niet meer te ver weg voor langere tijd. Amerika bouw ik daarom stilaan af. Verder wil ik het kalm aan doen en op de achtergrond blijven. Ik vind het nog steeds vreemd wanneer mensen mij aanspreken omdat ze mij herkennen, zeker in het Verenigd Koninkrijk of in Amerika. Ik ben er uiteraard veel geweest en in een mensenleven tikken de projecten snel aan, maar glamour is niet aan mij besteed. Ik ben een plant die in de schaduw bloeit.”