Koen Rygole (burO Groen): “Het oplossen van maatschappelijke vraagstukken is iets wat mij enorm triggert”
Vanwaar de switch destijds van particuliere tuinen naar publiek domein?
“Ik hou van uitdagingen en, hoewel we ook nog graag uitdagende particuliere projecten doen, vinden wij die meer en in grotere mate bij publieke projecten. Er zijn meer factoren waar je rekening mee moet houden dan met de wensen van de klant. Je bent bezig met het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en dat is iets wat mij geweldig triggert. Toen we die switch maakten, was het voor ons nog onontgonnen gebied, maar intussen hebben we onze positie in die markt ingenomen. Vandaag telt burO Groen een tiental medewerkers en zijn we over heel Vlaanderen actief.”
Wie zijn jullie opdrachtgevers binnen die sector?
“Wij werken heel nauw samen met stedenbouwkundigen, architectenbureaus en projectontwikkelaars. En anderzijds staan we voortdurend in dialoog met steden en gemeenten. Ons doel daarbij is de belangen van beide partijen met elkaar te verzoenen. Onze sterkte is dat we weten wat beide willen en als schakel tussen hen fungeren. Het beleid vraagt vaak enorme inspanningen en ik begrijp dat. Soms is dat beredeneerd, soms iets minder. Dan is het aan ons om te bemiddelen en een balans te helpen zoeken tussen wat er afgedwongen moet worden en welke marge er rest voor de ontwikkelaar. Die balans moet er altijd zijn, anders riskeert een project niet van de grond te komen. Ik vind dat uitermate boeiend. Vandaag doen we wel enkel nog projecten waarbij we voor het hele traject aangesteld worden. We laten ons niet meer voor de kar spannen enkel om vooraf mooie plaatjes af te leveren. Maar gelukkig is het zo dat het er onder ontwikkelaars ook steeds professioneler aan toegaat.”
Welke uitdagingen zien jullie binnen jullie sector?
“Klimaatadaptatie, maar ik denk niet dat ik daarmee wereldschokkende dingen vertel. Daarnaast zie ik vooral een uitdaging in het duurzaam omgaan met ruimtegebruik. Als ik het vergelijk met andere landen waar ik kom, is vooral Vlaanderen koning van de geaccidenteerde percelen. We hebben niet de luxe zoals in Kopenhagen waar je compleet nieuwe bouwvelden kan aansnijden en stedenbouwkundige oefeningen kan doen vertrekkende van een blanco pagina. Nieuw Zuid in Antwerpen is misschien de uitzondering. Binnen onze bestaande ruimtelijke structuur zullen we ons in de toekomst dus moeten concentreren op het heropwaarderen van verloederde buurten. Daarbij is de uitdaging om een mooie balans te vinden tussen een kwalitatief woonaanbod, openbaar en privatief groen alsook functies die een buurt tot leven wekken."
"De site Daman Croes in Roeselare is daar een mooi voorbeeld van. Deze Design & Build-wedstrijd wonnen we recent samen met Caaap, Bildt-architecten en Declerck Daels architecten. Wij doen veel grootschalige projecten en de verankering in de omgeving is telkens de grootste uitdaging. Het creëren van duidelijke en logische looplijnen en dubbel gebruik van buitenruimtes is daarbij cruciaal. Er zijn immers veel factoren om rekening mee te houden: brandweercirculatie, nutsleidingen, waterberging. Zeker dat laatste is iets waar we bij de opstart van een project al voeling mee proberen krijgen. De eisen worden steeds strenger en de impact op het ruimtegebruik steeds groter.”
Hoe gaan jullie daarmee om?
“Door van de nood een deugd te maken. Die noodzakelijke verlaagde zone integreren wij in ons ontwerp waardoor het een zone wordt die beleving met zich meebrengt. Daar meerwaarde mee genereren is iets waar wij sterk op inzetten. Net als het stimuleren van de biodiversiteit, een andere uitdaging. De ontwerpen die ik vandaag maak, zijn in niets meer te vergelijken met die uit mijn begindagen toen monoculturen nog algemeen aanvaard waren. Dat is vandaag niet meer aan de orde. De maatschappij is ook veranderd. Grote vlakken haagstructuren, bomenrijen, kilometerslange eensoortige haagmassieven waren schering en inslag toen ik startte. En vaak waren dat beuken die het nu hard te verduren hebben. Vandaag werken we daarom met gemengde hagen, waarbij de ene soort de andere kan compenseren.”
Nog bijzonderheden waarmee jullie nu te maken hebben?
“Het is ook in het kader van duurzaam ruimtegebruik, maar kenmerkend voor het genre projecten dat wij doen, is de aanwezigheid van ondergrondse parkeergarages. Dat maakt dat wij heel vaak volgens het procedé van daktuinen werken. En die hebben een hele evolutie doorgemaakt. Ik herinner me ons allereerste project dat we in 2012 opleverden, het daktuinplein in Aalter. Toen hebben we gewerkt met een basispakket van 40 cm en met glooiingen tot een meter om hoogstambomen te kunnen voorzien. Vandaag eist elke stad of gemeente een basispakket van één meter en dat is terecht. Wij voorzien ook standaard retentiekratten om water te bufferen en nadien te kunnen recupereren. Vijf jaar geleden was het moeilijk om de klant daarvan te overtuigen omdat het dure investeringen zijn, maar intussen na een paar hete zomers en de waterproblemen die we hebben gekend, ziet iedereen het belang ervan in. Die positieve evolutie is mede mogelijk dankzij de beleidsmakers die het kader daarvoor hebben afgedwongen.”
Een andere tak waarin jullie actief zijn, zijn de bedrijfsomgevingen. Wat is daar specifiek aan?
“Het zijn projecten die tijd nodig hebben. Skyline Park in Izegem bijvoorbeeld is een recente realisatie. Dat is twee jaar geleden aangeplant. Nu beginnen de kruidachtige vegetaties vorm te krijgen en begint het bosplantsoen aan te trekken. Maar de bedrijfsomgevingen worden steeds kwalitatiever en groener en dragen zo bij aan de klimaatadaptatie.”
Bekijk het project Skyline Park
Een spraakmakend project in dat kader is ongetwijfeld NOA outdoor living. Wat maakt het voor jou zo uniek?
“Het feit dat al die tuinen geïntegreerd zijn in een groot landschapspark. Dat maakt het één grote belevenis in plaats van een outdoor showroom. Het oorspronkelijke idee was om die tuinen te concentreren op een kleine oppervlakte en de rest van het park voor het personeel te vrijwaren. Ik gaf de suggestie om het hele terrein te benutten en een wandellus aan te leggen van ongeveer een halve kilometer langs de tuinen waarbij je de bezoeker telkens in andere sferen brengt. Dat zorgt ervoor dat het veel langer zal bijblijven omdat niemand het als een showroom ervaart. Je bevindt je als het ware in een cocon, weg van de industriezone waar het aan grenst. Toen Paul Renson de vluchtige schets die ik maakte onder ogen kreeg, was hij er meteen voor gewonnen en gaf hij mij de opdracht voor de buitenaanleg. De verschillende settings van de tuinen zijn een concept van Maister. Het park is vandaag al open maar ook daar geldt dat er tijd nodig is vooraleer het de gedaante zal krijgen die we voor ogen hadden. En dat is één waarbij het volwassen groen de storende omgeving zal bufferen.”
Waarom moeten mensen het park nog bezoeken?
“Het park speelt met eerder compacte tuinen maar met toch een zeker comfort ook in op de actualiteit van vandaag. Zeker in een stedelijke context krijg je namelijk te kampen met beperkte buitenruimtes. Het speelt ook in op hedendaagse noden. Zo zijn alle bomen op het terrein klimaatbomen. Uniek is daarnaast het feit dat verschillende nationale, maar ook internationale spelers in outdoor samengebracht worden in een grote buitenshowroom. NOA is bovendien een continu actueel verhaal dat mee zal evolueren met de tijd. Er zullen partners verdwijnen en nieuwe bijkomen en de tuinen zijn ook een platform om nieuwe producten aan het publiek voor te stellen of nieuwe evoluties in ons landschap waardoor de diverse tuinen jaarlijks lichte wijzigingen zullen ondergaan. Het is ook de ideale plek voor kruisbestuiving tussen tuin- en landschapsarchitecten en architecten.”
Je haalde het probleem al aan van de beperkte vrije ruimte en de geaccidenteerde percelen in Vlaanderen. Hoe zie jij het wel nog mogelijk om comfortabel te wonen en te kunnen genieten van groen?
“Door doordacht om te gaan met ruimtegebruik en collectief wonen aantrekkelijker te maken. Niet iedereen wil nog ruim wonen en heeft tijd voor onderhoud. Door dat collectief aan te pakken kunnen ze genieten van kwalitatief en goed onderhouden groen. Een voorbeeld daarvan is het project Kalvekeetdijk in Knokke waarbij we met de architect goed hebben samengewerkt en 32 woonentiteiten een kwalitatieve buitenruimte hebben gegeven. Enerzijds door in te zetten op doordachte mobiliteit waardoor het binnengebied autoluw is en anderzijds op privacy door nergens twee terrassen naast elkaar te voorzien. De privatieve buitenruimtes zijn grote terrassen bij de woning en die geven op hun beurt uit op het landschap en de natuur. Het beheer zit vervat in gemeenschappelijke kosten zoals je dat in appartementsgebouwen hebt. Op die manier kunnen mensen heel comfortabel wonen en het genot ervaren van een kwalitatieve tuin zonder dat ze er zelf tijd aan moeten besteden. Dergelijke projecten zijn mogelijk op voorwaarde dat er een mooie symbiose is tussen architect en landschapsarchitect. Daarop moeten we nog meer inzetten in de toekomst.”
Bekijk ook
Maar de vraag is of dat voor iedereen weggelegd is?
“Waarschijnlijk nog niet. Dat trekt eerder een publiek aan van tweedeverblijvers of jonge gezinnen van wie beide partners uit werken gaan. Mensen die houden van ruimtelijkheid en groen genegen zijn, maar geen tijd of zin hebben om het te onderhouden. Die ook het voordeel zien van een collectieve buitenruimte waar hun kinderen zorgeloos kunnen spelen. Dat is het comfort en de vrijheid die dergelijke projecten kunnen bieden. En dat vind je wat mij betreft niet in een afgesloten buitenruimte van zes op twaalf meter. Nu genieten ze van om en bij de één hectare omgevingsaanleg die hen minder kost dan het onderhoud van hun eigen kleine tuin. Ik probeer ontwikkelaars ook warm te maken voor dergelijke concepten omdat ik geloof dat dit de richting is die we moeten uitgaan. De steeds slinkende beschikbare ruimte dwingt ons daar ook toe. Wij kunnen beter nu al oplossingsgericht denken.”