Peter Swyngedauw: “Misschien raken we die baksteen in onze maag dan toch nog kwijt”
Voor we in het project duiken: OMGEVING bestaat dit jaar vijftig jaar. Kan je wat meer vertellen over de weg die het bureau sinds zijn oprichting heeft afgelegd?
“OMGEVING werd in 1973 vooral uit praktische overwegingen opgericht. Een landmeter, stedenbouwkundige en architect bedachten dat hun kostenstructuur er een stuk interessanter zou uitzien als ze samen een kantoorruimte zouden delen. Gaandeweg werd de samenwerking intensiever en vernauwde de focus zich tot landschapsarchitectuur en stedenbouw.”
Vandaag werken er bij OMGEVING een 85-tal ruimtelijk planners, landschapsarchitecten, stedenbouwkundigen, geografen en ingenieurs. Ze doen dat op vier locaties: Antwerpen, Gent, Brussel en Ho Chi Minh City, Vietnam. Bijzonder is dat 25 onder hen ook de aandelen in handen hebben. Ze waren al een coöperatieve vennootschap lang voordat die vennootschapsvorm trendy werd.
“De 25 eigenaars zijn ook allemaal werkzaam in het bureau. Wie vertrekt, verkoopt zijn aandelen. Het zorgt voor een groot engagement. We delen in winst, maar ook in eventueel verlies, wat gelukkig nog niet voorviel. Ook onze klanten ervaren het als een positief gegeven, want die grote persoonlijke betrokkenheid komt ook hen ten goede. We hebben bijvoorbeeld geen commerciële dienst. De klant heeft een rechtstreekse lijn met de projectverantwoordelijke, die voor elk project een ontwerpteam samenstelt. Zo blijft onze werking kleinschalig aanvoelen, kunnen we snel schakelen en ons flexibel opstellen.”
OMGEVING zal zijn vijftigjarig bestaan nog uitgebreid vieren, maar pas volgend jaar. “Door omstandigheden is het dit jaar niet gelukt, maar we willen toch vooral kijken naar wat onze rol in de toekomst kan zijn en niet zozeer naar wat we de voorbije vijftig jaar hebben gerealiseerd.”
En wat voor rol willen jullie in de toekomst dan graag spelen?
“Wij hebben altijd heel sterk geloofd in het belang van de publieke, de groene en de open ruimte, lang voordat de klimaatverandering iedereen met de neus op de feiten drukte. Wij zien het als onze taak om daarvoor te blijven ijveren. Op stedenbouwkundig vlak wordt het voor steden en gemeenten cruciaal om open of klimaatadaptieve ruimte te voorzien. Van parken en groenstructuren tot overstroombare gebieden.”
“Naast het klimaat is ook het sociaal-maatschappelijke veld ons heel genegen. We willen niet enkel iets betekenen voor de flora en fauna, maar ook voor de mens. Het klimaat is intussen op de agenda gezet, iedereen zet erop in, maar wij vinden de sociaal-maatschappelijke vraagstukken even belangrijk. Er zijn nog te veel mensen die het zonder volwaardige levensomgeving moeten stellen. Op stedenbouwkundig vlak blijven we ijveren voor meer betaalbare woningen en een publieke ruimte waarin mensen toch even kunnen ontspannen en hun vrije tijd op een zinvolle manier doorbrengen. Voorzie dus niet enkel een grote speeltuin voor de kinderen, maar zorg ervoor dat de ruimte interessant en toegankelijk is voor mensen van elke leeftijd.”
“Dit engagement gaat terug tot de beginjaren toen OMGEVING intensief bezig was met stadsontwikkeling en sociale huisvesting. Bij het klimaat is er een ‘sense of urgency’ en duidelijke regelgeving op vlak van milieu en water, maar op sociaal vlak ontbreken beide waardoor er geen drukkingsmiddel is om het op te nemen in ontwerpen. Sommige steden, zoals Gent, blijven er hard voor ijveren, maar daartegenover staan veel andere steden en gemeenten die er weinig aandacht aan schenken. Wij proberen het dan toch op de agenda te krijgen.”
Hoe is jullie discipline de voorbije vijftig jaar geëvolueerd?
“Vroeger was de architect of stadsarchitect degene die de ruimte bepaalde, zowel de bebouwde als de onbebouwde, en dan mocht je als landschapsarchitect de bomen en beplanting uitkiezen. Vandaag worden bij nieuwe ontwikkelingen de stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten vaak gevraagd nog voor er een architect is aangesteld.”
“De ontwerpwereld ziet ons vandaag voor vol aan, maar daar hebben we wel zelf voor moeten ijveren. En dat is nog steeds zo. Zo zorgen we bij de drie Ringprojecten (Antwerpen, Gent en Brussel) voor de landschappelijke inpassing. Bij de ontwerpgesprekken voelden we opnieuw dat aannemers zoekende waren naar de potentiële meerwaarde van de landschapsarchitect. Dan moet je weer even proactief zijn en jezelf bewijzen.”
“In de huidige context is het een voordeel dat landschapsarchitectuur zo’n generiek discipline is. We zijn van veel markten thuis. Ik heb voor Stad Gent een studie gemaakt rond water en hoe omgaan met water in de stad, maar ik maakte er ook al rond tramverbindingen. Ik maak plannen voor bedrijfsterreinen, parken en nieuwe woonomgevingen. Wij zijn generalisten en dat is voor andere disciplines interessant omdat zij soms vanuit hun expertise en engere blik bepaalde linken niet zouden leggen.”
Zie je dat als jullie grootste troef?
“We zijn er als bureau in geslaagd om heel veel expertise op te bouwen in uiteenlopende gebieden. De oprichters van OMGEVING zijn er vandaag niet meer bij, maar zelf draai ik hier al twintig jaar mee en andere experten hebben ruim vijfendertig jaar ervaring op de teller staan. Door onze structuur zit de kennis niet bij één persoon en gaat die dus ook niet verloren als die ermee ophoudt. De fakkels worden steeds weer doorgegeven aan nieuwe initiatiefnemers die onder dezelfde vlag blijven werken en dezelfde kwaliteit kunnen leveren.”
“De gemiddelde leeftijd ligt hier een stuk onder de dertig jaar, maar die jonge mensen werken zij aan zij met ervaren en gepassioneerde 60-plussers. Het is heel fijn om die generaties zo te zien samenwerken, met een gedeelde focus. Daarnaast zijn velen onder ons betrokken bij de onderzoeks- en onderwijswereld. Ook op die manier proberen we onze expertise ten dienste te stellen van de komende generatie. Ik herinner me zelf nog goed dat ik tijdens mijn studies de lessen van twee docenten die zelf in het vakgebied stonden de interessantste vond.”
Jullie gaan in Praag een 56 hectare groot park vormgeven langs de Moldau rivier. Van de meer dan 60 bureaus die aan de wedstrijd deelnamen koos de jury jullie. Waarom denk je?
“We zijn in Tsjechië niet aan ons proefstuk toe en hebben er al een behoorlijk netwerk uitgebouwd. We wisten dus vrij goed wat er op maatschappelijk vlak speelt en wat de gevoeligheden en noden zijn. Dat heeft zeker een rol gespeeld. Daarnaast begrepen we dat het watersysteem een cruciaal element zou zijn. Nadat een groot deel van Praag bij de hevige regenval in 2002 onder water kwam te staan, zit de schrik er stevig in. Dit project moet er mee voor zorgen dat zoiets in de toekomst niet meer gebeurt. Een deel van het park wordt dan ook overstroombaar en we hebben twee lokale waterexperten die de rivier door en door kennen in het team opgenomen.”
“Tot slot zijn we trouw gebleven aan onszelf en hebben we heel hard ingezet op het sociaal-maatschappelijke. Zo ligt het oudste volkstuinencomplex van Praag in het gebied. We wilden dat zeker niet verliezen en geven het een nieuwe plek en identiteit. Het ontmoetingscentrum dat nu in een heel oud gebouw huist, en waar al uiteenlopende activiteiten georganiseerd worden die verschillende lagen van de bevolking aanspreken, krijgt ook een nieuwe plek. We brengen het onder in de oude betoncentrale op de site die binnen twee jaar wordt stilgelegd. Als enigen stelden we voor om hem niet te ontmantelen, maar te herbestemmen.”
“We gingen in overleg met een bewonersplatform dat een pop-up zomerbar in het gebied organiseerde en hebben ervoor gezorgd dat ook dergelijke initiatieven een plek krijgen. Een oude haven die niet meer gebruikt wordt, transformeren we tot een zwemzone omdat in de Moldau zwemmen er echt een traditie is. Geen tabula rasa dus, maar een park dat de lokale kwaliteiten in de verf zet en bestaande maatschappelijke relaties bestendigt. Die aanpak is goed bevallen.”
Lees ook:
En lukt het om de bevolking mee te krijgen in het verhaal?
“Toch wel. Co-creatie is vandaag een modewoord, maar wij doen het eigenlijk al meer dan twintig jaar onder de noemer ‘inspraak aanmoedigen’. In 2024 gaan we een jaar lang met de bewoners aan de slag om het blauwgroen raamwerk dat we ontwierpen verder in te vullen. In het gebied hebben we een aantal ‘parkkamers’ voorzien die niet overstroombaar zijn en die nog een invulling kunnen krijgen afhankelijk van wat de lokale noden en wensen zijn. Een aantal initiatiefnemers is nu al druk aan het plannen.”
“Het is gewoon fijn om op die manier te werken. Je voelt dat mensen er warm van worden en dat ze de plannen daardoor niet als iets bedreigends zien. Op een recent infomoment kwam één van de werknemers van de betoncentrale op me afgestapt om me te laten weten dat hij zo blij is dat de centrale blijft bestaan. Zijn kinderen zijn nu nog te jong om te begrijpen waar hij werkt, maar zo kan hij het hen later toch nog tonen. Het plan is geen vaststaand gegeven dat ze zomaar moeten aanvaarden, maar iets waar zij nu ook verder mee aan de slag kunnen. Dat heeft de jury zeker ook gecharmeerd.”
Een klimaatpark aanleggen doe je niet van vandaag op morgen, zo blijkt. We spreken over een jaar of tien voor een eerste fase is afgerond. Er moeten ontwerpen worden ingediend en vergunningen afgeleverd. Ruim 600.000 kubieke meter grond moet over de rivier weggevoerd worden én het groen moet de tijd krijgen om te groeien. “Het is één van de meest frustrerende aspecten van ons vakgebied. Een architect werkt met harde materialen. Met wat geluk vertaalt zijn ontwerp zich na een tweetal jaar in een nieuw gebouw. Wij werken met levend materiaal en moeten jaren wachten tot de geplante bomen gegroeid zijn. Het eindresultaat laat ongelooflijk lang op zich wachten. Daarom besloten we veel van de al aanwezige bomen te behouden en niet met een kaalslag te starten. Het oogt toch meteen een stuk aantrekkelijker.”
Het wordt een toekomstbestendig park, maar hoe kan je toekomstbestendig ontwerpen in een wereld die steeds onzekerder wordt?
“Flexibiliteit wordt dan een codewoord. Daarom vertrekken we van een raamwerk, een soort karkas dat op verschillende manieren kan worden ingevuld. In de beheersstructuur is voorzien dat we om de tien jaar samen met de bewoners de invulling zullen evalueren. Functioneert het nog zoals we voorzien hadden, voldoet het nog aan de noden of moeten we bijsturen? Het reliëf en de bomenstructuur kan je zien als de hardware, die blijft behouden. Maar dat wat het voor de bewoners echt aantrekkelijk moet maken, de software, kan eventueel een facelift of een kortere levensduur krijgen. Dat zijn dan bijvoorbeeld de graslanden, een boomgaard, de moestuinen, …”
Dit is niet jullie eerste buitenlandse project. Hoe ver reiken de internationale ambities?
“Ver. Niet omdat Vlaanderen ons niet meer interesseert, maar wel omdat we merken dat we er een rijker ervaringspallet mee opbouwen en dat alle kennis die we in een land opdoen elders ook weer van pas komt. We zijn nu een 7-tal jaar actief in Vietnam. Een tijdlang organiseerden we die projecten vanuit België tot één van onze collega’s naar Ho Chi Minh City is verhuisd en daar een kantoor heeft opgericht. De lessen die we trokken uit onze fouten hier kunnen we daar toepassen in een land dat nog in volle ontwikkeling is.”
Groei was voor het bureau nooit een doel op zich en dat geldt ook voor de internationale groei. OMGEVING volgt zijn neus en kijkt welke opportuniteiten er op het pad verschijnen. “We zijn ook een internationale equipe. Twee medewerkers die uit Spanje kwamen, keerden terug naar hun thuisland en werken daar nu voor ons op Spaanse projecten. Andere collega’s doen in Littouwen hetzelfde en zelf ben ik al een 8-tal jaar actief in Tsjechië. In Oost-Europa gaat het momenteel hard. De goesting om de steden nog leefbaarder te maken, is er groot.”
Wat is zo typisch Belgisch dat je het in het buitenland niet uitgelegd krijgt?
“Het gebrek aan groene ruimte in ons land. Tsjechië, Vietnam en Spanje zijn natuurlijk grotere landen met een lagere bevolkingsdichtheid, maar de steden zijn er ook veel compacter en het landschap is niet zo versnipperd. Ik herinner me nog dat ik in een kleine Tsjechische stad maar bleef puzzelen met de parkeerplaatsen om zo min mogelijk ruimte in te nemen, toen de burgemeester me er vriendelijk op attent maakte dat er rond die compacte stad één groot, gaaf landschap lag. De stad mocht gewoon zo functioneel mogelijk worden, want wie behoefte heeft aan natuur hoeft maar tien minuten te fietsen om zich in het open landschap te bevinden.”
“Telkens ik in het buitenland werk, valt het me op hoeveel open ruimte er nog is. Het monetariseren van landschap kennen ze in het buitenland ook niet. Wanneer je vertelt dat er hier studies worden uitgevoerd om te achterhalen hoeveel ons landschap waard is, geloven ze hun oren niet.”
Wat zie je vandaag als jullie grootste uitdaging?
“Het zit in ons DNA om het maatschappelijke debat rond landschap mee aan te zwengelen en vorm te geven. We willen de maatschappelijke relevantie van landschap nog meer onder de aandacht brengen, vooral ook door duidelijk te maken wat het ons als burgers brengt. Op bewonersvergaderingen heb je altijd wel een paar individuen die zich de vraag stellen of dat miljoen wel in het landschap geïnvesteerd moet worden als je er ook huizen mee zou kunnen bouwen. Als de pandemie ons één ding geleerd heeft dan is het wel hoe belangrijk de natuur is. We moesten allemaal binnenblijven, maar in de bossen was het een overrompeling. Natuurlijk moeten er voldoende betaalbare woningen komen, maar we willen ook aantonen hoe relevant groene structuren zijn. Niet als een technocratisch gegeven, als iets dat wij vanachter de tekentafel zo bedacht hebben, maar op basis van ervaring. Omdat mensen voelen wat het voor hen kan betekenen.”
“En daarnaast uiteraard het landschap zo robuust mogelijk maken zodat we voorbereid zijn op de extreme weersomstandigheden die de klimaatverandering met zich meebrengt, want die verandering tegengaan wordt stilaan moeilijk. We proberen het als een kans te zien om landschappen te maken die daarop inspelen met in de stad bijvoorbeeld bomen die schaduw en koelte brengen wanneer de temperaturen hoog oplopen. Ik hoef geen wereldverbeteraar te zijn, maar ik wil wel mijn steentje bijdragen.”
Wat stemt je vandaag hoopvol?
“Dat jongeren het toch lijken te zien zitten om kleiner te gaan wonen in de stad, want dat is uiteindelijk waar we naartoe moeten. Mijn beeld is misschien niet helemaal objectief, want mijn tieners wonen al in de stad en ik heb ze misschien ook een beetje beïnvloed, maar ik heb toch het gevoel dat ze het idee van investeren in een eigen huis voor het nageslacht langzaamaan loslaten. We raken die baksteen in onze maag misschien toch nog kwijt.”
“In Kortrijk werken we nu aan een project waar we wonen als een service hebben aangeboden. Waarom moeten we eigenlijk allemaal eigenaar zijn van ons eigen lapje grond? We lopen hier maar een beperkte tijd rond en in die tijd veranderen onze noden voortdurend en hebben we eigenlijk ook telkens een ander type woning nodig. Als je mij als kind vroeg wat mijn droom was, antwoordde ik: ‘een eigen huis’. Mijn kinderen antwoorden: ‘een mooi leven’. Het stemt me hoopvol want wij kunnen als ruimtelijke planners wel mooie, dichte woonomgevingen ontwerpen, maar als er niemand in wil wonen, schiet het zijn doel voorbij.”
Is er een project waar je heel graag nog je tanden in wil zetten?
“Een paar jaar geleden zou ik geantwoord hebben dat ik heel graag nog een park zou willen ontwerpen, maar dat mocht ik intussen al een paar keer doen. Ik heb zo’n boeiende job die me met zoveel interessante zaken in contact brengt. De Nederlandse architect Rem Koolhaas heeft op die vraag ooit ‘België’ geantwoord en dat blijft natuurlijk wel een heel origineel antwoord, maar ik waag er me misschien toch liever niet aan.”
Wat is één stap die ons alvast de juiste richting uit zou helpen?
“De fiscale voordelen voor bedrijfswagens afschaffen. Het zou niet alleen een positieve impact hebben op de mobiliteit, maar ook op het landschap. Auto’s hebben er mee voor gezorgd dat ons landschap zo versnipperd raakte. Omdat we er zo comfortabel lange verplaatsingen mee kunnen maken, hoeven we niet meer dicht bij ons werk te wonen. De auto heeft onze leefwereld enorm veranderd. Hij heeft ons ook veel gebracht, maar de balans is zoek. We moeten niet allemaal van vandaag op morgen terug naar de stad verhuizen, maar je zou kunnen starten met het herlocaliseren van mensen die in heel kleine dorpen of in overstromingsgebied wonen. Zo kan je weer meer open ruimte creëren en de waterproblematiek beginnen oplossen. Eén dominosteen kan zo, over enkele generaties heen, een hele keten van verandering in gang zetten.”
Heb je tot slot een tip voor de tuinarchitecten en tuinaannemers onder onze lezers?
“Blijf ijveren voor meer landschap en groene ruimte. Iedere groenprofessional heeft daar zijn rol in te spelen. We moeten allemaal streven naar minder verharding. Er is zoveel infrastructuur die perfect kan verdwijnen zonder dat het een impact heeft op ons functioneren. Parkeerplaatsen of straatjes die amper worden gebruikt, maar ook opritten en andere verharding in voortuinen die eigenlijk overbodig is. Ontharden blijft een ongelooflijke opgave en er is nog veel werk aan de winkel.”
Licht geagiteerd vertelt hij over een mapje dat hij thuis bewaart. “Oh lelijk Vlaanderen is een collage van voortuinen die ik in Vlaanderen tegenkom. Je kunt ze zo gek niet bedenken.” Of er na ‘Ugly Belgian Houses’ ook een ‘Ugly Belgian Front Yards’ komt is nog maar de vraag, maar wij hopen alvast stiekem van wel.
Snel dit artikel gratis lezen?
Maak eenvoudig en gratis een account aan.
-
Lees elke maand een aantal plus-artikels gratis
-
Kies zelf welke artikels je wil lezen
-
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief