“Elke gemeente zou in de 21e eeuw zijn eigen wildernis moeten hebben”
“Ik begeleid vaak leerlingen van de Hogeschool Gent, maar ook leerlingen die een architectenopleiding volgen. Ik start de wandeling altijd aan het stationsplein. Bewust, want van de woestijn daar neem ik hen door de stad mee naar het stadspark waar ik mijn verhaal doe en hen toon dat het niet altijd gazon hoeft te zijn, of alles strak en recht. Eindigen doen we in de wildernis van het prachtige Osbroek op nauwelijks een kilometer van de grote markt. Die wildernis wordt dan nog eens beheerd door Galloway runderen. In de jaren ‘1970 moest elke gemeente zijn sportveld hebben, ik vind dat in de 21e eeuw elke gemeente zijn eigen wildernis zou moeten hebben. Een stuk natuur in verhouding met de oppervlakte of het aantal inwoners, pal naast de stad, waar je de natuur zijn gang laat gaan. Het is ongelooflijk boeiend om de dynamiek te zien van hoe soorten zich daarin ontwikkelen. Dat zien die jonge mensen in de praktijk en ze gaan meestal met een totaal ander gevoel naar huis. Excursies zijn de beste manier om hen inzichten bij te brengen.”
Ben je dan toch een buitenbeentje zoals veel mensen je omschrijven?
“Veel mensen zeggen me inderdaad soms dat ik niet besef wat ik allemaal doe. Maar in mijn ogen doe ik niets speciaals. Ik koop gewoon mijn bomen en zoek mijn assortiment zoals ik altijd doe. Wel stel ik vast dat wanneer ik door andere steden wandel, ik vaak hetzelfde assortiment groen tegenkom. En even vaak beperkt het zich tot een 10 à 15 soorten. Ik kan nu met jou door het centrum wandelen en jou meteen 40 soorten laten zien. Dat heeft met twee zaken te maken. Enerzijds is er mijn passie voor bomen. Ik ben al 30 jaar lid van de Belgische Dendrologische Vereniging waar heel veel kennis samenzit en waarmee we vaak collecties gaan bezoeken. Die passie komt onder meer tot uiting in mijn verzameling in het stadspark. Toen ik destijds hoofd werd van de groendienst, besloot ik enkele soorten te testen naar hun bruikbaarheid in de stad. Ik wou niet langer steevast hetzelfde planten als iedereen: de Pyrus calleryana ‘Chanticleer’(Sierpeer) en de Carpinus betulus ‘Frans Fontaine’ (Haagbeuk) komen mijn oren uit. Ik wil ook niet in de knoei geraken zoals met de paardenkastanjes die eind 19e en begin 20e eeuw massaal werden geplant. En behalve het aanleggen van een stadsarboretum, wil ik ook opkomen voor straatbomen. Dat zijn de paria’s onder de bomen. Kap een boom in het bos en mensen komen op straat of ketenen zich vast. Plant je een boom voor iemand zijn deur, dan is het plots de verkeerde boom op de verkeerde plaats. Door speciale soorten aan te planten, heb ik dus ook getracht de straatbomen terug sexy te maken (lacht). Hopbeuk in plaats van haagbeuk bijvoorbeeld. Dan zien mensen in de zomer hopbellen als vruchten hangen en zijn ze in de wolken. Dan word ik overladen met mails om te weten wat voor bijzondere soort dat is. En de hopbeuk is een Zuid-Europese soort die in een relatief warmer en droger klimaat groeit maar die het hier verschrikkelijk goed doet.”
Lees ook
Ontvang meer nieuws, interessante artikels en achtergrond over de sector via onze nieuwsbrief.
Wat ons brengt bij het debat over inheemse soorten versus exoten. Jij bent dus geen tegenstander van alle exoten?
“Het is maar wat je invasief of exoot noemt. In de 18e en 19e eeuw zijn er hier heel wat sierplanten binnengebracht die nu als exoot worden bekeken. Het is en blijft een interessant verhaal. Kijk gewoon eens naar al die honderden, misschien wel duizenden, soorten en variëteiten die wij hier als sierplant aanplanten. Hoeveel daarvan zijn er invasief? Weinig toch, en meestal gaat het om waterplanten. Bij de bomen heb je de Amerikaanse vogelkers, maar die hebben we zelf bewust en massaal aangeplant in onze bossen. Dus waarom zou je de niet invasieve exoten niet inzetten waar het kan? We moeten onze steden klimaatrobuust maken, daar zijn we het intussen toch over eens. Ik taxeer bomen en planten uiteraard op hun natuurlijk verspreidingsgebied dat me inspireert, maar evenzeer op hun morfologie. Planten met een taai, hard of behaard blad gaan nu eenmaal minder snel verdampen dan diegene met een zacht blad en zijn dus beter bestand tegen de extreme hitte die we de laatste drie zomers hebben gekend. Het is interessant om op die basis soorten of variëteiten te zoeken en te introduceren. En soms is dat een experiment. Dat doe je niet met lanen van 200 bomen, maar met een nieuwe straat die ze aanleggen van vijf of zes bomen, kan je mensen wel eens iets nieuws voorschotelen.”
Je hebt het dan wel over bomen in de stad?
“Zeker, over waar we met hitte en droogte te kampen hebben in de stadscentra. Ik zeg niet dat we massaal exoten moeten aanplanten in onze bossen. Laten we daar vooral kijken naar hoe de natuur zelf reageert, welke soorten het goed doen en vanzelf natuurlijk gaan verjongen. Maar wanneer we over het klimaat spreken, gaat het verder dan bomen en planten. Dan heb ik het ook over een nieuw denken over groen. We moeten kijken naar groen waarin we minder intensief moeten werken, groen aanleggen die niet elke twee weken een grasmaaier nodig heeft. Dat is een gamechanger en daarmee moeten we beginnen in het onderwijs. Het zijn de ontwerpers van de 21e eeuw die we moeten meekrijgen in het verhaal. Als ouwe rot in het vak wil ik hen zeker de tools aanreiken.”
Hoe zie jij dat nieuwe groen dan?
“Zo nieuw is het eigenlijk niet, ik werk al mijn hele leven zo. Je weet, het stadspark van Aalst is mijn laboratorium. Toen ik in 1979 begon, bestond het uit heel veel hectares gazon dat klassiek werd onderhouden: gras maaien, bladeren ruimen en sproeien tegen het onkruid. Dat zijn drie zaken die we nu nauwelijks of niet meer doen. Met sproeien zijn wij al 12 jaar voor de overheid het opdrong gestopt. Dat gaf ons spelingstijd om bijvoorbeeld de foute verharding te bekijken en te verwijderen of in borders te experimenteren met nieuwe beplanting die heel dicht groeit en te werken met een mulchlaag. Ik ben destijds het park samen met dienst Onroerend Erfgoed beginnen renoveren. Zij leerden me kijken naar Engelse parken en het verleden van dit park. Eigenlijk zijn ze pas in de jaren 1950 begonnen met intensief te maaien. We hebben archiefstukken teruggevonden van boeren uit de omgeving met biedingen voor het hooi van het stadspark. Zij gaven me de kans om daarover te filosoferen en niet volgens een vast stramien te denken van bijvoorbeeld een dode beuk vervang je automatisch door een nieuwe. Door die filosofische benadering is mijn soortenrijkdom enorm uitgebreid en mijn visie om deels terug te keren naar het verleden door een deel van het park terug te gaan hooien en in een verschralingsbeheer te steken en achteraf te gaan kijken welke soorten daaruit komen. Dat bleek spectaculair. Vandaag staat het boordevol wilde orchideeën. Die zaadbank zat klaar in de grond, maar kreeg nooit de kans. Daarvoor moet je verschralen, extensief maaien en dat maaisel afvoeren. In het begin deed ik dat louter voor de esthetiek, het historisch beheer te herstellen en voor een verhoging van de biodiversiteit. Vandaag is dat met alle klimatologische ontwikkelingen een ander verhaal geworden. Je moet geen wetenschapper zijn om te zien wat het verschil is tussen eenmaal maaien of om de veertien dagen inzake CO2 uitstoot of het gebruik van fossiele brandstoffen. Om van het lawaai in het park maar te zwijgen.”
Biografie Bart Backaert, Hoofd Groendienst Aalst
- Hobby’s: reizen en monumentale bomen fotograferen
- Inspirerend boek: Natuur uitschakelen, natuur inschakelen
- Bijzonder park of openbaar groen (België of buitenland): België: het Geografisch Arboretum van Tervuren, Buitenland: Ecokathedraal in Mildam, Nederland
- Bovenaan op mijn bucketlist: nog vele jaren blijven doen wat ik doe
- Vul aan: de natuur … zijn gang laten gaan.
De grond verarmen om hem rijker te maken. Het klinkt contradictorisch, niet?
“Klopt, maar toch is het de basis van de nieuwe weg die we moeten inslaan. Dat proces duurt wat langer, maar op lange termijn doe je er enkel voordeel mee. Je haalt het beste en vaak verrassende soorten uit de eigen grond, het is goed voor het milieu omdat je minder moet maaien en het oogt ook mooi. Wat ik doe om in de tussentijd eveneens visueel een aangenaam resultaat te krijgen, is werken met mixen van vooral duurzame en botanische bloembollen met als doel de bloeiperiode te verlengen. Weliswaar diegene die de groei van de gebiedseigen soorten niet in de weg staan. Wanneer de natuur in het voorjaar bovengronds nog dood lijkt, staan die in bloei. Zoals prachtige narcissen bijvoorbeeld. Ik heb er 25 jaar geleden geplant aan het station, die zijn er nog en breiden zelfs uit. Bijkomend voordeel is dat je een pak nectar aanbiedt op plaatsen waar insecten doorgaans niets vinden."
"Maar ik heb mensen wel moeten leren dat wanneer die uitgebloeid zijn, je niet direct mag maaien als je ze het jaar nadien terug wil zien. Soms moet je mensen tegen de schenen schoppen om ze iets bij te leren. De kunst bestaat er dus in om maatregelen te nemen die goed zijn voor de natuur en het klimaat maar die ook speels en esthetisch zijn. Een bovengrondse wadi bijvoorbeeld in nieuwe wijken kan je ook mooi vormgeven en inrichten met planten en zachte oevers, waardoor het ook een aantrekkingspool voor kikkers en andere insecten wordt. Dan kunnen de kinderen, net zoals die op het platteland, dikkopjes vangen. Water als openbaar groenbeleving is heel belangrijk.”
Wat geef je de ontwerpers van de 21e eeuw nog mee?
“Dat we moeten leren de natuur niet enkel visueel te ervaren. We kunnen al onze zintuigen met de natuur confronteren. Een goede geur bijvoorbeeld door verschillende soorten lindebomen aan te planten waardoor de bloeiperiode verlengd wordt en het parfum van de stad verrijkt. Of het gebruik van klimplanten zoals Wisteria. Groen die helpt om het lawaai te bufferen, want waar is het nog stil? We moeten de natuur breed benaderen en goed observeren. Het verhaal is complex maar razend interessant. Wees nieuwsgierig, laat je bijstaan door de wetenschap want die hebben ons ook al heel wat bijgebracht. Neem nu het verhaal van de mycorrhiza, de symbiose tussen schimmels en bomen. Of het WoodWideWeb, dat schimmels verantwoordelijk zijn voor de connectie tussen bomen. Schimmels zijn hier al veel langer dan bomen en zij orkestreren alles. Dat zijn inzichten die we ook in de stad kunnen gebruiken, dat we daarvoor standplaatsen inrichten zodat het daar even goed kan werken."
"Ik ben nog klassiek opgeleid, maar ik vind het tuinieren vandaag veel boeiender dan vroeger. Wij leerden onze teelt beschermen tegen een vijandige omgeving. Vandaag zouden we de natuur niet meer als vijand mogen zien. We moeten die omarmen en in de stad brengen waar de biodiversiteit inmiddels veel hoger is dan in het agrarisch gebied erbuiten. Op anderhalve kilometer van mijn thuis naar mijn werk heb ik eens alle planten geïnventariseerd die enkel en alleen tussen de straatstenen groeien. Ik kwam aan meer dan 25 soorten."
"De uitdagingen mogen vandaag misschien groter zijn dan vroeger, het maakt onze sector ook interessanter. De natuur is niet statisch, net als onze planeet. Observeer hoe die verandert en tracht erop te anticiperen. Stel vragen aan kwekers en inspireer hen om nieuwe soorten te gaan kweken. Dat is mijn boodschap en die is positief!”
Vond je dit artikel interssant?
Ontvang meer nieuws, interessante artikels en achtergrond over de sector via onze nieuwsbrief.