Toon Roosen: “De eetbare tuin is de tuin van de toekomst”
Voldoende tijd spenderen op de locatie om die goed in je op te nemen lijkt een logische werkwijze, maar toch zullen er weinig zijn zoals jij die er meteen een hele dag of langer blijven in een mobiel kantoor. Hoe is die unieke werkwijze tot stand gekomen?
Toon Roosen: “Bij het in kaart brengen van een nieuwe tuin waarbij je klassiek aantekeningen, foto’s en schetsen gebruikt, gebeurt het vaak dat je achteraf details bent vergeten opmeten of fotograferen bent. Bovendien is een foto niet hetzelfde als het echt ruimtelijk ervaren. Ter plekke zijn, analyseren, schetsen en ontwerpen zorgt dat je feeling krijgt met een plek en brengt kwaliteit in het ontwerp. Ik dompel me ook graag helemaal onder in een tuin en dan moet je er tijd spenderen. Soms blijf ik zelfs slapen op een plek. Het is pas als je er een poosje bent dat je de bijzonderheden van een tuin ontdekt. Dan weet je waar bijvoorbeeld de ideale plek is voor een terras waar je de avondzon vangt of waar er best een boom komt omdat het anders te warm is. Daarnaast ben ik als persoon snel afgeleid en je hebt concentratie nodig voor een ontwerp. De natuur bleek voor mij de ideale werkplek. In het begin nam ik gewoon een tafel en een stoel mee, maar bij regenweer is dat geen pretje. Het grote voordeel van zo’n rijdend kantoor is dat je ook overal kan staan. Is het niet in de tuin zelf, dan wel in de directe omgeving. Zo kom ik elke dag in een andere werkomgeving terecht. Dat geeft me rust, vrijheid en inspiratie. Na een hele dag kan ik mijn eerste schetsen al gaan aftoetsen bij mijn klanten en ook bij de aanleg en uitvoering kan ik zo aanwezig zijn tijdens de belangrijke werken én in de tussentijd aan andere projecten werken of administratie in orde brengen. Het biedt me niets dan voordelen.”
Je hebt een wel heel bijzonder rijdend kantoor. Vertel!
Toon Roosen: “Het is een voormalige veldambulance van het leger, een jeep die ik mits enkele kleine ingrepen en met behoud van authentieke elementen ombouwde tot mobiel kantoor. Van twee draagberries maakte ik een tafel, verwarming was al aanwezig dus veel was er niet nodig. Ik zocht bewust naar een 4x4 model omdat ik overal moet geraken en bij aanvang zijn de tuinen of terreinen niet altijd even toegankelijk. Via een kennis kreeg ik dit exemplaar onder ogen en ik zag meteen de mogelijkheden. Het was het laatste exemplaar dat de garage in handen had. Ik twijfelde nog omwille van het ecologische aspect, maar anderzijds geef ik iets bestaands een nieuw leven en die voertuigen gaan eeuwig mee. Zeker omdat ik die enkel voor het veldwerk en het ontwerpen gebruik.”
Na je studies in Gent trok je nog naar de universiteit van Wageningen in Nederland. Waarom precies?
Toon Roosen: “Omdat mijn interesse echt uitging naar grootschalige natuurprojecten. Onder landschapsarchitectuur in Gent viel hoogstens eens een plein of een park, maar geen natuurgebieden of projecten op regionale schaal. Tijdens een stage in Rotterdam ontmoette ik studenten die van Wageningen kwamen en die hebben me dat aangeraden. Daar is mijn studententijd echt begonnen. Ze geven je daar meer vrijheid en verantwoordelijkheid waardoor je zelfstandig leert werken. Er zijn ook veel meer groepsprojecten, waardoor je leert samenwerken. En het is landschapsarchitectuur op grote schaal. Zo moesten we bijvoorbeeld onderzoek doen hoe we Friesland beter konden beschermen tegen de stijgende zeespiegel. Dat is van een andere grootorde dan een park in Gent. En dergelijke masteropleiding bestond gewoon niet in Gent, vandaar.”
Toen je met je eigen zaak begon, concentreerde je na verloop van tijd op grote landschapstuinen. Waarom dan toch geen grote natuurprojecten?
Toon Roosen: “Als je alleen werkt, zijn projecten van die schaal moeilijk haalbaar. Het vraagt ook veel verantwoordelijkheid en overleg met overheden en dat zag ik niet zitten. Grote landschapstuinen zijn een mooi alternatief voor mij en dat is gaandeweg gegroeid door klanten die mij vroegen om ook een ontwerp te maken voor een stuk grond dat ze nog hadden. Een bos of een weide die ze wilden omvormen. Vanuit mijn interesse voor grote projecten van Wageningen en daarnaast voor voedselbossen – ik volgde in Nederland ook een opleiding permacultuur – sluiten dergelijke projecten perfect aan bij mijn manier van werken en mijn ecologische benadering. Niet dat ik enkel zweer bij permacultuur, ik haal er de belangrijkste principes uit en probeer die in mijn ontwerpen toe te passen. Op het einde van die opleiding kocht ik ook zelf een stuk grond om mee te experimenteren. Zo kan ik mijn eigen landschap creëren.”
En hoe moet dat eruitzien?
Toon Roosen: “Ik had er graag een echt voedselbos van gemaakt, maar helaas laat de wetgeving dat momenteel nog niet toe. Ik hoop dat dit nog verandert. Nu concentreer ik mij daar vooral op zichten en paden en het concept van beplanting. Zodat het een mooi bos is om naar en door te kijken en aangenaam om in te wandelen. Het omvormen tot voedselbos komt dan hopelijk later nog.”
Nu moet je voor je projecten niet met overheden onderhandelen, maar heb je één op één contact met een private klant. Hoe probeer je die principes van permacultuur in je ontwerpen te integreren en waar haal je inspiratie?
Toon Roosen: “Dat gebeurt eigenlijk organisch. Na verloop van tijd trek je ook klanten aan die ervoor openstaan dat ik het omringende landschap mee vormgeef volgens die principes. Ik pas ze ook niet allemaal toe, maar kijk wat haalbaar is binnen elk project. Ik werk ook vaak samen met architecten en dan probeer ik verder te bouwen op de architectuur van de woning en in nauwe samenwerking een totaalproject te realiseren. Zo zijn we nu met Atelier Vens-Vanbelle bezig met een project waarbij we een heuvel over een woning zullen trekken en ook het landschap rondom mag ik vormgeven. Voor een ander project van hen maakte ik een parklandschap bij een kasteel. Bij die projecten maar zeker ook bij kleinere projecten haal ik vaak inspiratie uit de genius loci. Ik consulteer graag historische kaarten om meer te weten te komen over een bepaalde plek. Misschien liep er vroeger een oude weg door of stond er een boomgaard. Behalve de achtergrond bestudeer ik ook watersystemen. Ik bekijk alle landschappelijke lagen en probeer vervolgens zaken op te lossen door mijn landschappelijke ingrepen.”
Kan je daar een voorbeeld van geven?
Toon Roosen: “Een paar jaar geleden had ik een klant voor wie ik in zijn tuin een wadi heb voorzien. Die zorgde niet alleen voor een betere wateropvang en -infiltratie in zijn eigen tuin, ook de buren hadden plots geen water- en vochtproblemen meer in hun kelder. Dat bedoel ik met oplossingen bieden en verschillende lagen over elkaar leggen bij een ontwerp. En dat kan gerust gepaard gaan met een mooie smaakvolle landschappelijke en ecologische tuin. Die gelaagdheid is voor mij heel belangrijk. Dat leerlingen van een tuinbouwschool mee hebben geholpen met de aanleg van de beplanting en ik hen wegwijs mocht maken in de wereld van permacultuur, maakte dit project extra waardevol. Twee jaar nadien zijn ze nog eens komen kijken. Ik weet dat het sterk afhangt van welke soort leerkracht je hebt, maar dat stemt mij wel hoopvol voor de toekomst.”
Door de klimaatverandering lijkt de shift naar meer landschappelijke en ecologische tuinen ook ingezet. Wat zijn voor jou de belangrijkste ingrediënten van zo’n tuin?
Toon Roosen: “Ik probeer vaak zaken en materialen te recupereren die al aanwezig zijn. Voor de tuin van radiopresentator Sam De Bruyn bijvoorbeeld hebben we met stoeptegels van een voormalige school die rond zijn woning lagen een mooie stapelmuur gemaakt met daarin kruiden en planten. Zo verminder je de verharding en creëer je er iets unieks mee. Daarnaast is er altijd een overgang van meer aangelegd dichtbij de woning met sierbeplanting naar een meer natuurlijke invulling hoe verder je in de tuin gaat. Ik probeer de natuur ook zo dicht mogelijk te brengen door geen verharding zoals een terras voor een raam te voorzien maar opzij. Verder probeer ik de sierbeplanting dichtbij de woning een tweede functie te geven door voor eetbare soorten te kiezen. Traditioneel vind je een kruidentuin dichtbij de keuken in een paar potten of een klein zonnig hoekje. Ik ben van mening dat we eetbare planten niet in een hoekje moeten stoppen maar die beter kunnen verspreiden over de tuin. De eetbare tuin is volgens mij de tuin van de toekomst.”
Wat bedoel je daarmee?
Toon Roosen: “Het tuinontwerp hoeft nauwelijks te veranderen door die eetbare planten, ze zijn functioneel, speciaal, gevarieerd en minder vatbaar voor ziektes dan pakweg de vijf meest verkochte sierplanten die je in elke tuin ziet terugkomen en die door die overvloedige aanplant nu gekend zijn voor ziektes en plagen. Waarom zou je dan nog geld uitgeven aan alleen maar traditionele tuinplanten als je weet dat een doordachte eetbare tuin je geld kan besparen, je dichter bij de natuur brengt en je bewust maakt van wat je eet. Bijkomend voordeel is dat er niets verloren gaat van de sierwaarde of van de oogst mocht je geen tijd hebben om te oogsten. De vogels of andere dieren lusten ook vruchten, bessen en knollen. Veel mensen denken bij eetbare planten aan de traditionele moestuin die intensief onderhoud vraagt omdat het eenjarige planten zijn die je elk jaar opnieuw moet opkweken. Ik heb het over doorlevende en meerjarige groenten die elk jaar terugkomen en die je soms meerdere malen kan oogsten. Zoals eeuwige moes of zeekool waarvan de bladeren telkens terug groeien wanneer je ze plukt. Je hebt ook eetbare sierplanten met smakelijke bloemen en eetbaar blad die je kan gebruiken. Of bomen vol fruit, noten en eetbaar blad of speciale kruiden voor thee en in gerechten. Ik maak ook gebruik van klimfruit met vruchten die tropisch smaken en zelfs een peperstruik vol peperbolletjes. Je hoeft daarvoor geen groene vingers te hebben, enkel een inspanning willen doen om ze te leren kennen en ze een plaats te geven in je tuin. Verder kan je ze laten groeien en bloeien en hoef je ze daarna enkel nog te plukken. Je zal je vrienden zeker verrassen wanneer je hen een maaltijd met originele toppings uit je tuin kan voorschotelen. Ik bezorg mijn klanten altijd een fiche met een overzicht van de planten, welke eetbaar zijn, wanneer je ze best oogst en enkele voorbeeldrecepten. Ik merk toch dat mijn klanten het appreciëren dat ze hun tuin echt kunnen gebruiken en dat het helpt om hen naar buiten te krijgen.”
Om een misvatting de wereld uit te helpen: een ecologische landschapstuin is duidelijk geen puur verwilderde tuin?
Toon Roosen: “Dat spreekt voor zich. Wel is het zo dat het goed is – ook volgens de regels van de permacultuur – om een zone in je tuin te voorzien waar de natuur zijn gang kan gaan. En liefst met brandnetels, die zijn belangrijk voor vlinders en bijen omdat ze er hun eitjes in leggen. Door je ontwerp kan je die zone nog steeds ‘verbergen’ mocht je dat niet mooi vinden.”
Je volgde een opleiding permacultuur in Nederland, maar je hebt duidelijk een uitgebreide kennis van eetbare plantensoorten. Van wie heb je op dat vlak nog geleerd?
Toon Roosen: “Mijn vrouw is herborist en ik stak veel op van de pioniers uit Nederland bij wie ik opleidingen volgde. Wouter Van Eck is een autoriteit op het vlak van voedselbossen. Hij legde zijn eigen voedselbos twintig jaar geleden aan, is een meesterlijke verteller en heeft een goede visie. Ook Taco Blom die acht jaar geleden de omslag maakte naar permacultuur is een bevlogen inspirator. Hij legde onder meer in Sint-Truiden een voedselbos aan vooraleer hij terugkeerde naar Nederland. Bij Landgoed Heerdeberg in Maastricht legde hij vervolgens een voedseltuin van 1 hectare aan en daarmee voorziet hij het hele jaar 125 huishoudens én het restaurant van het landgoed van biologische groenten en fruit. Voedselbossen ontwerpen voor biologische boeren doe ik trouwens ook af en toe. Zoals voor Mille Couleurs in Poperinge.”
Zouden we ook eetbare landschappen op grotere schaal kunnen realiseren?
Toon Roosen: “Ik denk het wel. Als we terug naar een soort bocagelandschap gaan waarbij we rond elk veld met eetbare struiken en hagen werken zoals hazelaars of bramen en bessen. Dan kunnen de landbouwers daartussen nog altijd hun ding doen en kunnen we overgangen maken met bloemrijke graslanden. Daarvoor moeten ze een deeltje afstaan, maar ze krijgen wel subsidies om die te realiseren. Die hagen zou je dan machinaal in productie kunnen steken. Dan creëer je én landschappelijke corridors én voedselproductie. Daarnaast moeten we inzetten op meer bos en die divers maken. Daar kan je ook werken met vlierhazelaar en linde bijvoorbeeld dat een eetbaar blad heeft, voor houtproductie kunnen we dan gezien het klimaat eerder voor wintereik opteren en daarnaast voorzien we enkele klimaatbomen. In mijn eigen bos werk ik ook deels met populieren om planken te zagen die als afwerking kunnen dienen in mijn woning. Onderaan de populieren was er voorheen gewoon grasland, maar dat heb ik gemaaid en een nieuwe onderlaag gecreëerd. Wanneer de populieren dan verdwijnen, komt er natuurlijk bos in de plaats. En dan kan je mooie zichten creëren, op een kerkje in de verte bijvoorbeeld, of storende elementen bufferen. Want een mooi landschap verveelt nooit. Alleen daarom zou ik opdrachten aannemen, ook als dat betekent dat ik enkel nog een voortuin moet ontwerpen. Zolang ik maar in de natuur ben en de vrijheid van het ontwerpen ervaar.”